Verantwoording

Inleiding

Conclusies

De statistieken

Imago opgepoetst?

Chronologie gebeurtenissen

Het verhaal 1

Arrestaties Spuistraat

Bijlmerbajes

Jubeldemo

Diverse arrestaties

Het verhaal 2

Heerhugowaard

Politiebureau's

Hoogeveen

Zutphen

Mishandeling

Sexuele intimidatie

Medische behandeling

Het verhaal 3

Behandeling divers

Uitzetting en vrijlating

Vrijlating in Nederland

Het arsenaal

Niet teruggegeven

Opgeruimd staat netjes

Hoe verkoop ik het?

Amsterdam als proeftuin?


EU rot op juli 1997

Bijlmerbajes

Parkeerplaats: Toen wij eenmaal bij de parkeerplaats van P.I. Overamstel waren aangekomen, moesten wij in de bus blijven. De handboeien (plastic 'tie-rips') werden pas rond een uur of vier 's ochtends vervangen door minder strak aangetrokken exemplaren.
De reden van de aanhouding (verdenking op grond van art. 140) werd ons pas bekendgemaakt rond een uur of vier 's ochtends. Naast onze bus was een verbindingswagen van de ME geparkeerd, wiens uitlaatgassen constant in onze bus door de open deur naar binnen gingen. Pas na vrij dramatisch aandringen onzerzijds (wij begonnen nl. echt duizelig te worden) werd onze bus even verplaatst.
Toen een ambulance aankwam, werd op onze vraag hieromtrent geantwoord dat het voor een demonstrant was die last had van astma. Later zouden wij horen dat het een arrestant betrof die tot bloedens toe was geslagen; klinkklare leugen, dus.

Voorgeleiding: Om ongeveer zes uur op maandagochtend werden wij uiteindelijk naar een binnenplaats gebracht. Eén voor één (eerst de vrouwen, dan de buitenlandse mannen, dan de Nederlanders) werden wij naar binnen gehaald om uitgebreid gefouilleerd en op de foto te worden gezet. Ik mocht mijn jas niet houden. Wij werden ook 'voorgeleid', voorzover er hier sprake van kan zijn: meerdere hulpofficieren van Justitie stonden in de gang, de aanklacht (art. 140) werd voorgelezen, en hup de volgende.

Gymzaal en binnenplaats: na voorgeleid te zijn werd ik eerst in een gymzaal geplaatst. Hoewel dit net tegen mij was gezegd, kreeg ik geen boterham. Gelukkig lag er nog karnemelk in de gymzaal die andere arrestanten kennelijk net hadden gekregen. Na ongeveer drie uur moesten wij weer naar buiten, in een iets grotere binnenplaats dit keer. Daar werden een aantal campingtafels neergezet en werden wij één voor één 'verhoord' en in verzekering gesteld. Ik werd niet expliciet gewezen op zwijgrecht, maar ik gaf gewoon geen naam en geen verklaring ('En je bent vast ook een liefhebber van Jan Donk?'; 'Juist'). Dit was om 12.30 uur, getuige het afschrift.
Hierna gingen veel mensen, waaronder ik, een beetje slapen om wakker te worden met een knallende koppijn van het slapen in de zon zonder water. Pas rond zes uur 's middags toen enkele mensen de plee hadden gesloopt (in de hoop een waterleiding te kunnen vinden) werd ons water gegeven, in de vorm van een emmer water en bekers.
De hele middag werden mondjesmaat mensen weer naar binnen gehaald, eerst een aantal mensen die op foto werden uitgepikt, daarna de eerste de beste die voor de deur stond. Voorzover wij begrepen, werden dan vingerafdrukken genomen en werden de mensen verder ergens anders naar toe gebracht. Een groep van een man of zes werd hierna teruggeplaatst in de binnenplaats, maar moest apart blijven zitten en mocht niet met ons praten. Zij werden later alsnog weggehaald.
Het eten kwam pas rond een uur of acht 's avonds. De laatste vier mensen in de rij hadden pech: het eten was op! En dit was alleen omdat er op dat moment zeven mensen in hongerstaking waren gegaan. Zij moesten resten van anderen of salade eten.
Ik ging ook op een gegeven moment naar binnen voor de vingerafdrukken (ik had immers geen jas en begon het ondertussen wel koud te krijgen), maar daar bleek mijn 'dossier' kwijt (hoe dit verder in elkaar zit is mij tot dusver onduidelijk gebleven; ik wist namelijk wel mijn NN-nummer te noemen, en later bij overplaatsing naar het Hoofdbureau gingen mijn spullen wel mee; misschien heeft dit eerder ermee te maken dat ik verder geen belangrijk of bekend 'crimineel' ben). Geen afdrukken, en weer de binnenplaats in. Daar bleef aan het einde van de avond een groep van ongeveer 15 mannen over. Het krijgen van dekens, en vervolgens het krijgen van genoeg dekens, was een hele klus op zich. Zo rond 12 uur, toen wij ons al hadden opgemaakt om op het gras te gaan slapen, werden wij alsnog verplaatst naar een andere binnenplaats (zonder gras). Dan maar op het beton slapen. Uiteindelijk werden wij om twee uur 's ochtends weer geboeid met plastic 'tie-rips' en vervoerd in arrestantenbusjes naar het Hoofdbureau. Nog een fouillering en de cel in (individuele cellen).


Aangekomen bij de P.I. Overamstel stonden we ongeveer 10 minuten stil voor de sluis, wel binnen de hekken. Daarna werd de bus de sluis binnengereden, daar hebben we ongeveer een half uur gestaan. Eenmaal uit de sluis hebben we nog zo'n anderhalf uur op de binnenplaats gestaan. Al die tijd zaten wij geboeid in de bus. Er was geen mogelijkheid tot toiletbezoek (twee mensen hebben daarom noodgedwongen in de bus moeten plassen, wij zaten allemaal in de stank). Ook moesten de deuren dicht blijven ondanks de benauwde lucht. Het was erg warm en frisse lucht was ver te zoeken (zeker nadat we een tijdlang in de sluis hadden gestaan). Pas vlak voordat de eersten uit de bus gehaald werden, gingen de deuren open. Massale, langdurige en luidruchtige verzoeken daartoe van onze kant mochten eerder niet baten. We hebben dik twee uur in die broeierige bus gezeten met boeien om en deuren dicht. Regelmatig kwamen er nieuwe bussen met arrestanten de binnenplaats op rijden, een ervan zat lange tijd vast in een schijnbaar defecte sluis. Later hoorde ik dat zij nog veel langer hebben moeten wachten.
Toen onze busdeuren open gegaan waren werden we al vrij snel een voor een uit de bus gehaald. Ik was ongeveer de tiende van onze bus. Ik moest op een stuk betonnen vloer in een tochtige hal gaan zitten met m'n gezicht naar de muur. Achter me stonden een aantal bewakers van de 'Landelijke Bijzondere Bijstandseenheden' (stond op een embleem op hun shirt). Links en rechts van mij zaten arrestanten eveneens naar de muur te staren, hier en daar werd wat gepraat. Er werd hier een plastic fluitje van me in beslag genomen en kapot getrapt nadat er (door ons) mee gerammeld werd.
Na ongeveer vijf minuten werd ik naar binnen gevoerd, m'n boeien doorgeknipt en nogmaals gefouilleerd. Ditmaal moest ik wel alles dat in m'n zakken zat, m'n horloge, m'n riem en m'n schoenveters inleveren. Er werd mij naar m'n naam en geboortedatum gevraagd. Na weigering werd er een polaroid foto van me gemaakt en ik werd opnieuw geboeid (ditmaal met metalen boeien). Onder begeleiding werd ik vervolgens naar een sportzaal gebracht. Hier bevonden zich op dat moment zo'n veertig anderen. Op de gang hoorde ik dat men werd geselecteerd op geslacht en nationaliteit. Ik kwam bij de groep Nederlandse mannen in die sportzaal. Een klein aantal had de handen vrij, de meesten waaronder ikzelf, waren met de handen op de rug geboeid. Nog de hele nacht werden er zo nu en dan nieuwe mensen in de sportzaal gelaten, ikzelf probeerde wat te slapen. Dat slapen viel niet mee, we waren geboeid, we hadden geen dekens en geen matrassen. Als we naar de WC wilden kon dat. Ongeveer twee uur (inmiddels geen horloge meer, dus vanaf hier worden het echt schattingen) nadat ik in de sportzaal was gezet werden we in groepjes van tien uit de sportzaal gehaald. We werden voorgeleid voor de (hulp-?)officier van Justitie. Ik werd niet gewezen op mijn zwijgrecht, wel gevraagd naar mijn naam en geboortedatum, die ik wederom niet gaf. Hierop hoorde ik voor het eerst van de verdenking op overtreding van artikel 140, lidmaatschap van een criminele organisatie. Er werd weer een polaroid foto gemaakt en ik kreeg een nummer: 117. Ik werd dringend verzocht dat nummer te onthouden, waarna ik terug werd gebracht naar de sportzaal, ik mocht zonder boeien weer naar binnen. Ik ben nog enige tijd gaan slapen (nog altijd zonder matras en deken).
In de ochtend werd een winkelwagentje met brood, melk en karnemelk naar binnen gereden. Daar konden we naar believen uit graaien, niets was echter veganistisch. Voor iedereen die daarna naar de sportzaal werd gebracht (en dat waren er best veel) was er niets meer te eten of te drinken. Tot aan het middaguur is er niets meer veranderd aan onze situatie.
Vanaf deze binnenplaats werden we na ± 1 uur, vijf bij vijf, weggeleid voor verdere fouillering. Op dat moment was mij niet verteld, waarom ik was aangehouden. Daarna ben ik met ± 80 mannen in een gymzaal ingesloten.
Na ± 1 uur in de gymzaal kregen we uiteindelijk brood en melk uitgereikt, wat echter niet voldoende was voor alle aanwezige mensen.
Om ± 12.00 uur maandagmiddag 16 juni werd(en) ik (wij) uit de gymzaal gehaald en naar een grote open binnenplaats geleid. Op deze binnenplaats ben ik om ± 12.19 voorgeleid aan de (hulp)officier van Justitie. Bij deze werd ik voor drie dagen in verzekering gesteld.
Vervolgens heb ik samen met ± 80 andere mannen zonder eten en drinken, in de brandende zon zonder beschutting op deze binnenplaats moeten verblijven (overigens zonder voldoende toiletgelegenheid). Op onze vragen om drinken, eten, medische hulp, juridische bijstand, telefonisch contact, werd niet gereageerd.
Om ± 20.00 uur kregen we dan eindelijk eten en drinken uitgereikt.
Na het eten werden we een voor een weggeleid om verhoord te worden. Na het verhoor werd ik wederom naar de binnenplaats geleid, waar ik alsnog ± 1 uur heb moeten wachten voor transport.
Voordat ik met vijf andere mannen werd weggevoerd voor transport naar Amstelveen, moest ik geboeid en geknield zittend in een gang plaatsnemen. Dit voelde ik als een grote intimidatie.
Ik ga zitten aan een tafel met aan de andere kant (jawel) een Hulpofficier van Justitie. Hij bekijkt het papier dat bij mij hoort en vervolgens steekt hij z'n hand uit naar mij en zegt: 'Hallo, ik ben Driessen'. Ik reageer slechts met: 'Hallo'. Hij kijkt me teleurgesteld aan en zegt nog een keer: 'Ik ben meneer Driessen en wie bent u?'. Stilte. 'Aha, meneer wil niet meewerken?'. Dan zeg ik tegen hem: 'Ik heb niets gedaan, ik heb alleen door de stad gefietst. Op een gegeven moment werd ik ingesloten door de ME. Meneer de hulpofficier zegt: 'Maar je had toch niet bij die ME in de buurt hoeven te komen?'. Ik zeg weer: 'Ik weet niet of het u misschien ontgaan is maar de hele stad ziet blauw van de politie en ME. Hulpofficier: 'Hou je mond maar. Met jou hoef ik verder niet te praten. Als je je naam niet wilt vertellen, heeft discussiëren geen enkele zin. Je moet hiernaast vingerafdrukken laten maken en zo dadelijk foto's'. Ik probeer nog wat: 'Mag ik alstublieft een telefoontje plegen want...'. Hulpofficier: 'Nee natuurlijk niet, ik weet helemaal niet met wie ik van doen heb. Je kunt wel naar ik weet niet wie gaan bellen'. Hij overhandigt mij een roze vel, een afschrift van het bewijs van arrestatie en de reden van arrestatie (dat is ondertussen een andere geworden): Artikel 2.1 van de APV, Verbod op Samenscholing.

Ik realiseer mezelf dat als ik m'n naam gezegd zou hebben, ik dan waarschijnlijk die afspraak van twee uur misschien nog net had kunnen halen. Maar ik ben zelf tevreden over mijn besluit; ik had er van tevoren helemaal niet over nagedacht of ik wel of niet m'n naam zou zeggen als ik wel of niet gearresteerd zou worden. Ik had namelijk niet besloten om zelf te gaan demonstreren. Maar de vernedering en het gevoel van onrechtvaardigheid dat ik voel is groot. Dit is het enige verzet dat ik kan bieden onder deze omstandigheden. En dat kleine stukje van mezelf krijgen ze niet. Als ze het per se willen weten zoeken ze het zelf maar uit.


Ik werd geboeid naar de luchtplaats van de gevangenis gebracht, maandagochtend om een uur of zes. Het was buiten, we kregen geen dekens. Om zeven uur werd ik, geboeid, naar een badkamer gebracht. Onder toezicht van mannen werd ik gefouilleerd en moest vervolgens mijn kleren uitdoen. Door een vrouwelijke agent werd ik anaal en vaginaal gevisiteerd. Al mijn spullen werden in beslag genomen. Ik kreeg geen ontvangstbewijs, terwijl ik daar wel om heb gevraagd. Na het fouilleren werd ik met drie andere vrouwen in een kleine cel gestopt. Eindelijk had ik de beschikking over water en een toilet. En twee boterhammen. En mijn handboeien waren afgedaan. Nog steeds hadden we geen dekens.
Rond 12 uur werd ik weer naar de luchtplaats gebracht. Om 14.08 werd ik ondervraagd. Mij werd medegedeeld dat ik was aangeklaagd op grond van lidmaatschap van een criminele organisatie. Mijn rechten werden mij niet verteld. Ik mocht niet met mijn ambassade bellen en ook niet met een advocaat. Om 14.30 werd ik overgebracht naar de sportzaal, zodat ik water en het toilet kon gebruiken. Om negen uur 's avonds kreeg ik te eten.
Later de volgende dag werden sommigen van ons overgebracht naar cellen in een gevangenisbus. We waren gehandboeid en moesten langdurig in de cellen zitten. Niemand vertelde ons waar we heen gebracht zouden worden. Uit de airconditioning kwam sigarettenrook. Daarom zeiden we tegen een agent dat twee van ons astma hebben. Het enige dat hij zei, was: 'Houd je bek, anders sla ik je in elkaar'. De bus vertrok niet. We werden weer teruggebracht in de sportzaal. Toen het donker werd, werden we opnieuw naar de gevangenisbus gebracht.
Tegenover mij zat een jongen die wilde plassen. Hij diende 'even' te wachten. Na drie keer vragen (en twee uur verder) heeft hij in zijn broek gezeken. Naast mij zat een jongen met een sterkere blaas. Hij hield het twee‰nhalf uur vol. Toen heeft hij voor de zesde keer gevraagd of hij naar buiten mocht om te plassen. Dit keer vroeg hij het op zijn knieën. Het mocht. Hij was de eerste in de bus.

Uit andere verklaringen

Nog steeds was er geen mogelijkheid om te plassen, dus de meeste mannen en vrouwen stonden onder toeziend oog van de bewaking tegen de muur te plassen.
Na uren hoorde ik dat ik drie dagen moest zitten op grond van artikel 140.
Er is me niets verteld. Ik kreeg alleen een roze papiertje in het Nederlands uitgereikt. De inverzekeringstelling werd niet vertaald.
Een ME-er zei mij dat voorschriften hier niet golden, op mijn constatering dat er een administratieve chaos heerste. Het bleek ook zo te zijn, want ik kwam na woensdag niet meer in de computer voor.
Later kreeg ik een stuk papier in het Nederlands te zien en werd me verteld dat ik vast zat op artikel 140.
Vreemde rol van een tolk bij het verhoor. Zij vertaalde niets, maar stelde zelf vragen. Waarschijnlijk was zij zelf een politieagente.


zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish