Korpsleiding en staf 05 september 1997 Politie 09 september 1997 12 september 1997 Algemeen commandant overdag 24 oktober 1997 Algemeen commandant nacht 22 oktober 1997 Operationeel commandant overdag 22 oktober 1997 Operationeel commandant nacht 23 oktober 1997 Commandant openbare orde (overdag) 25 september 1997 Commandant openbare orde (nacht) 21 oktober 1997 Commandant openbare orde (nacht) 21 oktober 1997 Commandant ME Bravo 10 22 september 1997 Commandant ME Bravo 40 22 september 1997 Commandant ME Bravo 50 25 september 1997 Commandant ME Bravo 60 telefonisch, 06 oktober 1997 Commandant ME Bravo 70 02 oktober 1997 Commandant ME Bravo 80 07 oktober 1997 Commandant vredessurveillance 23 september 1997 Plaatsvervangend hoofd RCID 23 september 1997 Commandant aanhoudingseenheid 25 september 1997 Commandant arrestatieteam 25 september 1997 Commandant vredessurveillance 26 september 1997 Commandant verkenningseenheden 06 oktober 1997 Commandant verkenningseenheden / stafofficier informatie 10 oktober 1997 Vertegenwoordiger burgemeester tijdens Eurotop 03 september 1997 Directeur Korps Spoorwegpolitie 18 september 1997 Directie penitentiaire inrichting Over-Amstel 29 september 1997 |
Commissie Schalken september/oktober 1997 Verslag van het gesprek van de Commissie voor de politieklachten met de vertegenwoordiger van de burgemeester Woensdag 3 september 1997 om 11:00 uur, zaal 02.34 Stadhuis. Aanwezig: vertegenwoordiger van de burgemeester; de heer T.M. Schalken, de heer D. Samkalden, mevrouw P.M. Vollebregt (Commissie); mevrouw S. Sadiek, de heer J. Mul (Secretariaat) Status van het gesprek Het gesprek tussen de Commissie voor de politieklachten om de vertegenwoordiger van de burgemeester heeft de status van een oriënterend gesprek. Niet wordt uitgesloten dat in de toekomst wederom een gesprek plaatsvindt naar aanleiding van in de loop van het feitenonderzoek gerezen vragen. Gesprekspartner De vertegenwoordiger van de burgemeester is tijdens de Eurotop in de volgende functies werkzaam geweest: Ad I Voorafgaand en tijdens de Eurotop hebben de volgende personen de Grote driehoek bijgestaan: Ad 2 De kleine driehoek heeft voorafgaand aan de Eurotop regelmatig overleg gepleegd ten aanzien van operationele aspecten, tolerantiegrenzen et cetera met betrekking tot het draaiboek. Voorts heeft de kleine driehoek zich bezig gehouden met het concept van het Draaiboek Eurotop. Niet alle aspecten zijn echter in detail in de kleine driehoek besproken. Ook in verschillende werkgroepen zijn diverse aspecten nader uitgewerkt. De uiteindelijke versie van de Draaiboeken politie (1) en gemeente (2) zijn na behandeling vastgesteld door de grote driehoek. Ad 3 Onderwerpen Algemeen Na lezing van diverse bescheiden heeft de Commissie het beeld gekregen van een zorgvuldige en uitvoerige voorbereiding van de (politie-)activiteiten tijdens de Eurotop. Tegelijkertijd geeft de Commissie echter aan dat er een relatief groot aantal klachten is binnengekomen naar aanleiding van het politieoptreden tijdens de Eurotop. De hoofdvraag van de Commissie is dan ook in hoeverre het aantal daadwerkelijke arrestanten het verwachte aantal heeft overschreden en welke normen bij de bejegening van arrestanten in acht zijn genomen. De Commissie vraagt deze informatie met het oog op het beleid van de diverse bevoegde instanties voor zo ver dat gevolgen heeft gehad voor concreet politieoptreden waarover is geklaagd. De Commissie zal met andere woorden geen oordeel uitspreken over het beleid van het Openbaar Ministerie, het beleid van het bestuur (bevoegd gezag) en het beleid van de Grote driehoek in het algemeen. Taxatie aantal arrestanten De Commissie voor de politieklachten vraagt zich af in hoeverre het driehoeksoverleg zich heeft gebogen over de vraag welke aantallen arrestanten te verwachten waren en waarop deze verwachting gebaseerd is geweest (algemene besluitvorming). Een andere vraag is of daarbij rekening is gehouden met verschillende aantallen indien zou worden aangehouden op grond van strafvordering of indien zou worden opgehouden op grond van de handhaving van de openbare orde. Noch in de Grote driehoek, noch in de kleine driehoek is gesproken over aantallen arrestanten. Wel is bepaald dat de behandeling en bejegening van arrestanten moest voldoen aan de normale procedures. Op een bepaald moment is de vertegenwoordiger van de burgemeester op de hoogte gesteld van het aantal gereserveerde plaatsen. Vanuit een bestuurlijke invalshoek, en op basis van het te voeren beleid (deëscalatie) en eerdere ervaringen, kon het toen genoemde aantal voldoende worden genoemd. Uit het Draaiboek Eurotop van de politie blijkt dat er minimaal 300 plaatsen (niet: cellen) waren gereserveerd. Deze taxatie berust onder meer op de ervaring die is opgedaan bij grote voetbalwedstrijden (openbare orde-problematiek). Het uiteindelijke aantal te verwachten arrestanten is vastgesteld door de Recherche en het Openbaar Ministerie gezamenlijk. Deze taxatie en de opvang van arrestanten is in de projectorganisatie besproken, en op basis van eerdere ervaringen is de vertegenwoordiger van de burgemeester van mening dat het in het Draaiboek Eurotop vermelde aantal van ruim 300 plaatsen toen als een reële verwachting kon worden betiteld. Ook is er gezorgd voor een noodplan (noodvoorziening). Het antwoord op de vraag of de verwachte aantallen arrestanten allen konden worden gehuisvest, kon volgens de vertegenwoordiger van de burgemeester dan ook uit een beleids-bestuurlijk oogpunt bevestigend luiden. De korpsbeheerder heeft, omdat dat niet als een knelpunt werd beoordeeld, nadien uiteraard niet nogmaals naar de aantallen arrestanten en de aantallen gereserveerde cellen gevraagd. Ten eerste omdat het gereserveerde aantal plaatsen vanuit een beleidsbestuurlijk oogpunt voldoende kon worden genoemd en daarmee dus geen bestuurlijk aandachtspunt (meer) was, en ten tweede omdat de gehele (verdere) logistiek aan de politie en het Openbaar Ministerie was overgelaten. Tijdens de voorbereidingen is uiteraard gesproken over eventuele standaard-rechtsgronden die als basis konden dienen voor het aanhouden van personen. Evenwel is tijdens de voorbereidingen niet de wens uitgesproken de eventueel aan te houden personen zo lang mogelijk vast te houden of op te houden. Mocht dat wel het geval geweest zijn, dan zou de taxatie wellicht aan de lage kant zijn geweest. De handhaving van de openbare orde kan op verschillende manieren geschieden. Voorop stond dat slechts tot aanhouding zou worden overgegaan indien de aan te houden persoon in redelijkheid kon worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit, én indien bij de aanhouding geen gevaar zou ontstaan voor de aan te houden personen en/of de aanhoudende ambtenaren van politie (dit is standaard-beleid). Het beleid van het bestuur is er dus op gericht geweest deëscalerend te werk te gaan. Dit blijkt eveneens uit de vaststelling van de tolerantiegrenzen, die zijn toegesneden op het beleid in Nederland en niet bij voorbeeld op het beleid tijdens de chaos-dagen in Duitsland. Bejegening van arrestanten Het beleidscentrum heeft als uitgangspunt gehanteerd dat aangehouden personen fatsoenlijk moesten worden ondergebracht. Het Openbaar Ministerie heeft - op verzoek van het beleidscentrum - toen de inzet van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde kwam, landelijk gecheckt hoeveel cellen er vrij waren voor Eurotop-arrestanten. Hieruit bleek dat indien extra celruimte nodig was voor hogere aantallen arrestanten er andere, zwaardere categorieën arrestanten zouden moeten worden heengezonden hetgeen door het Ministerie van Justitie werd afgeraden. Het beleidscentrum achtte dit onaanvaardbaar en is hiermee daarom niet akkoord gegaan. Hierop heeft het Departement van Justitie een zogenoemde noodvoorziening getroffen. Het beleidscentrum heeft gevraagd of deze voorziening voldeed aan de normale regels die gelden bij de behandeling en bejegening van arrestanten. In een gesprek tussen hoofdofficier van Justitie Vrakking en de Secretaris-Generaal van het Departement van Justitie bleek dat de garantie kon worden gegeven dat de arrestanten op een normale wijze konden worden gehuisvest en verzorgd. Hierop is de burgemeester akkoord gegaan met de noodvoorziening. Met betrekking tot de huisvesting, verzorging en bejegening van arrestanten heeft de burgemeester / korpsbeheerder het vertrouwen gesteld in de politie en het Openbaar Ministerie. Naast het feit dat in de grote driehoek is benadrukt dat de bejegening van arrestanten conform de normale normen zou dienen te geschieden, is het eigenlijk een vanzelfsprekendheid dat het vertrouwen van de burgemeester in de afhandeling door de politie en het Openbaar Ministerie zonder nadere vragen wordt gesteld. Ophouden en uitzetting van Italianen In overleg met het beleidscentrum is op grond van een noodbevel overgegaan tot het ophouden van 150 Italianen. Men is tot deze beslissing gekomen omdat de demonstratie tegen armoede en werkloosheid al veel ordeproblemen kende. Bovendien had de Duitse politie reeds proces-verbaal opgemaakt tegen een aantal Italianen, hetgeen aangaf dat (een aantal) treinreizigers toen reeds ordeproblemen gaf. Het beleid bij het ophouden en het uitzetten van de (trein met) Italianen was erop gericht de trein uit Amsterdam te verwijderen, en om vernielingen en ordeverstoringen terug te brengen op individuele personen, teneinde deze personen aan te houden. Hoewel een aantal vernielingen kon worden geïndividualiseerd, bleek het isoleren van deze personen te moeilijk. Noodbevel Een noodbevel kan worden afgegeven indien de verwachting bestaat dat een grote ordeverstoring zal plaatsvinden en daarop met de normale middelen geen adequaat antwoord kan worden gegeven. Het noodbevel gaf aan de politie de bevoegdheid om aan het bevel te geven de trein met Italianen tot aan de stadsgrenzen van Amsterdam te verplaatsen. Voor het vervoer van Amsterdam naar de Nederlandse grens richting Italië was men echter aangewezen op de last tot uitzetting die is afgegeven door de IND. Het karakter van een noodbevel laat zich als volgt omschrijven. Indien de reële verwachting bestaat dat een grootschalige ordeverstoring zich zal voordoen en daarop met de beschikbare normale middelen geen adequaat antwoord kan werden gegeven, heeft de burgemeester de mogelijkheid in het kader van de handhaving van de openbare orde een noodbevel af te geven (Gemeentewet). Het noodbevel draagt de politie op om een dreigende ordeverstoring in de kiem te smoren. Het noodbevel kan slechts worden gebruikt indien de situatie waarvoor bet is afgegeven zich ook daadwerkelijk voordoet. Op dat moment ontstaat voor de politie de verplichting om conform het noodbevel op te treden. Wanneer twijfel ontstaat of in de bewuste situatie het noodbevel kan worden ingeroepen, vindt altijd overleg plaats tussen de politie en de (vertegenwoordiger van de) burgemeester. Indien de verwachte situatie zich niet voordoet of de gronden waarop het noodbevel is afgegeven niet langer aanwezig zijn, wordt het noodbevel ingetrokken. Hieruit blijkt reeds dat een noodbevel zich slechts leent voor specifieke (openbare ordebedreigende) situaties. Het karakter van een noodbevel is dan ook dat het van korte duur is, en dient te worden ingetrokken indien de gronden waarop het is afgegeven zijn komen te vervallen. Er is dan echter wel sprake van een door de burgemeester afgegeven noodbevel, ongeacht of van de in het noodbevel neergelegde bevoegdheden gebruik is gemaakt of de verwachte situatie zich heeft voorgedaan. Afstemming met overige klachtinstanties De klachtonderdelen die niet door de Commissie voor de politieklachten kunnen worden behandeld worden zo spoedig mogelijk aan de vertegenwoordiger van de burgemeester bekend gemaakt. De burgemeester zorgt er dan voor dat de overige, wel bevoegde instanties de klachten ter behandeling krijgen aangeboden. Afsluiting De vertegenwoordiger van de burgemeester zal de Commissie voorzien van de tijdens de Eurotop afgegeven noodbevelen. Goedkeuring: 19 september 1997 |
|
|