de identificatieplicht
Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, oktober 1998

Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, mei 1998

Succesvolle ID-campagne in Australie, december 1996

Discussie over de Identificatieplicht, maart 1996

Identificatieplicht, Maatwerk, maart 1996

Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, december 1995

ID in Engeland, december 1995

Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, september 1995

ID in de USA, september 1995

Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, maart 1995

De Wet op de Identificatieplicht (WID)


Uit nieuwsbrief 11 van het Autonoom Centrum, december 1996

Succesvolle campange tegen Identificatieplicht

In een poging meer greep te krijgen op de eigen bevolking zijn meer en meer staten er toe over gegaan geleidelijk de registratie-mogelijkheden uit te breiden. In sommige landen, zoals in Nederland, verloopt dat zo geleidelijk dat er nauwelijks verzet tegen lijkt te bestaan. Het is daarom interessant om eens te kijken wat er gebeurt als een regering er voor kiest tegelijkertijd een identificatieplicht en een soort Koppelingswet in te voeren. In Australi‰ gebeurde dat in de jaren tachtig.

De voorstanders van de invoering van identiteitsbewijzen en de plicht deze zo'n beetje overal te laten zien beroepen zich bijna altijd en overal op het gemak dat dergelijke bewijzen voor de burger met zich meebrengen. Door de IDbewijzen en -plicht ook nog eens als vrijwillig c.q. beperkt te verkopen aan het publiek hoopt de overheid een potentieel succesvolle campagne te neutraliseren. Het ergste is nog dat dat vaak lijkt te lukken ook. Het gebruik van identiteitsbewijzen, persoonsgebonden nummers en geautomatiseerde bestanden lijkt algemeen geaccepteerd. Toch kan ook gezegd worden dat bijna overal protest klinkt tegen dergelijke ontwikkelingen: in Frankrijk tegen machinaal afleesbare ID-bewijzen, in Duitsland tegen de invoering van een nationaal nummersysteem voor het ID-bewijs, in de Filipijnen is de invoering van een nieuw ID-bewijs afgeblazen nadat mensenrechtenorganisaties hadden onthuld wat de kosten van invoering zouden zijn, en in Nieuw-Zeeland was er veel protest tegen de Kiwi-kaart. In alle landen waar een publiek debat heeft plaatsgevonden over invoering van nationale IDbewijzen of een IDplicht heeft de discussie een aantal kenmerken: in eerste instantie wordt invoering niet beschouwd als een onderwerp dat gaat over individuele rechten van mensen. Pas in een later stadium gaan meer mensen zich zorgen maken over de verborgen gevaren van IDbewijzen en IDplicht, alhoewel de meest gehoorde opmerking is: "Ik heb niets te verbergen, dus hoef ik ook niet te vrezen". Pas in het laatste stadium gaat het over meer ingewikkelde zaken als rechten en verantwoordelijkheden, en komen de gevaren van automatisering en het nummeren van mensen ter sprake. De meeste campagnes zijn opgezet rond negatieve beeldvorming over identificatieplicht (het Big Brother- verhaal). In een paar campagnes gaat deze beeldvorming hand in hand met een meer intellectuele basis van verzet tegen een identificatieplicht.

De IDcampagne die alle andere doet verbleken is die in Australi‰. Gevolgen van de campagne: ontbinding van het parlement, nieuwe algemene verkiezingen, en een scheuring in de Labour-regering.

Nieuw plan

Australi‰ kende korte tijd een identificatieplicht, gedurende de Tweede Wereldoorlog. In de jaren zeventig wordt de invoering ervan weer voorgesteld, uit overweging van efficiency en fraudebestrijding. Het voorstel wordt als politiek onwerkbaar afgewezen.
Begin jaren tachtig neemt de maatschappelijke onrust over belastingontduiking en toename van bijstandsfraude toe. Vanuit sommige hoeken wordt voorzichtig gedacht aan een identificatieplicht of een nationaal registratiesysteem. Angst voor illegale immigratie geeft extra voeding aan deze gedachte. In 1985 wordt er een plan gepresenteerd: er moet een nationaal identiteitsbewijs komen met daarop foto, naam, handtekening, geldigheidsduur en een persoonsgebonden nummer. De kaart moet gedragen worden door Australi‰rs en mensen met een permanente verblijfsvergunning. De kaart is nodig voor het krijgen van werk, het openen van een bankrekening, toegang tot collectieve voorzieningen en gezondheidszorg, en voor controle op vreemdelingen en bij grensoverschrijding.
Het plan, dat in feite neer komt op het tegelijk invoeen van WID en Koppelingswet, bestaat uit zes componenten:
1. registratie: er komt een centrale bevolkingsadministratie met informatie over iedere inwoner, onder controle van de Health Insurance Commission (HIC).
2. nummer: een door de HIC aangemaakt persoonsgebonden nummer voor iedereen.
3. bewijs: een multi-functioneel identiteitsbewijs uitgegeven door de HIC.
4. plichten: het tonen van de kaart wordt in veel gevallen verplicht, sancties volgen bij weigering, gegevens moeten worden doorgegeven aan de overheid.
5. gebruik: veel instanties worden verplicht het nummer te gaan gebruiken in hun administratie.
6. uitwisseling: verschillende diensten worden verplicht veranderingen in persoonsgegevens aan elkaar door te geven.

Kritiek

In eerste instantie leidt het voorstel nauwelijks tot enige reactie. Opiniepeilingen geven aan dat 70% van de bevolking het plan steunt. Kritiek komt er wel langzaamaan, van een aantal journalisten, oppositiepartijen, een paar academici en advocaten, en van de privacy-commissie van de deelstaat New South Wales. Al in juli 1985 publiceert deze commissie een "privacy bulletin" waarin zij waarschuwt dat het wetsvoorstel enorme gevaren voor vrijheden in Australi‰ met zich meebrengt. In de ogen van de commissie gaat het hier niet zozeer om een identificatieplicht, maar om een middel om macht en autoriteit te centraliseren binnen de overheid. Meer mensen spreken zich in 1985 al uit: een hoogleraar aan een rechtenfaculteit wijst nadrukkelijk op het fundamentele verschil tussen een totalitaire staat (waarin een afgesloten regime registratie en volstrekte doorzichtigheid van allen voorstaat) en de burgercultuur in een liberale democratie, waar juist ongeveer het omgekeerde geldt. De hoogleraar ziet een ontwikkeling in de richting van een totalitaire staat.
Anderen waarschuwen voor de psychologische effecten: er zou in principe sprake zijn van een vrijwillige plicht. Maar kun je daar nog van spreken als ook door kinderen een identiteitskaart wordt gedragen voor het verkrijgen van een busabonnement, of om hen aan te laten tonen dat ze oud genoeg zijn om te drinken, zodat ze later als ze volwassen zijn het tonen van papieren als volstrekt normaal beschouwen voor allerlei dagelijkse transacties?

Algemeen in de kritiek is dat het voorstel wordt gezien als 'bouwstenen voor controle': de kaart, het persoonsnummer, het ID-register en de koppeling van allerlei bestanden. Daarnaast wordt gewezen op de verplichte uitwisseling van gegevens, de gebrekkige data-bescherming, het gemak waarmee het systeem kan worden uitgebreid, en de aanmoediging voor overheid en bedrijfsleven toch vooral van de persoonsnummers gebruik te gaan maken. Het Australische voorstel gaat veel verder dan de voorstellen in andere landen, omdat het een centraal informatiebestand met zich mee brengt dat aan veel aspecten van het persoonlijke leven raakt.

Van kritiek tot protest

Het protest tegen het voorstel begint langzaam vorm te krijgen. Eind 1985 weet de Senaat, waarin de oppositie de meerderheid heeft, te bereiken dat er een speciale commissie wordt ingesteld die zich gaat buigen over het voorstel. De meerderheid van de commissie, waarin ook een lid van de regering, wijst het voorstel af en komt met een hoop kritiek: het voorstel verandert de relatie overheid-burger ingrijpend, en het zal leiden tot grote problemen op het gebied van privacybescherming en mensen- en burgerrechten. Bovendien is de kosten-baten afweging van de overheid speculatief en hebben alle andere 'gewoonterecht-landen' dergelijke voorstellen afgewezen. De commissie doet een aantal voorstellen voor verbetering van de bestaande praktijk. De overheid echter besluit het advies van de commissie en haar conclusies te negeren. De oppositie gebruikt het rapport van de commissie om zich uit te spreken tegen het voorstel.
In Victoria leidt de groeiende kritiek tot de vorming van wat zichzelf een 'Onzalige Alliantie' noemt: een vakbondsbestuurder, de directeur van het grootste mijnbouwbedrijf, de leider van de burgerrechtenbeweging en een popartiest (Peter Garrett) plaatsen advertenties in nationale bladen. Ook steeds meer organisaties gaan zich uitspreken, en niet alleen linkse. In de media, die zich schijnbaar hebben laten overtuigen door argumenten van de overheid, komt de kritiek echter nauwelijks aan bod.
De regering besluit het voorstel voor de tweede keer naar de Senaat te sturen, waar het voor de tweede keer wordt afgewezen. Door deze tweede, te voorspellen, afwijzing, krijgt de regering op grond van haar constitutionele rechten de kans nieuwe verkiezingen en een gezamenlijke zitting van Senaat en Huis van Afgevaardigden uit te roepen, waardoor zij wel over een meerderheid kan beschikken. De verkiezingscampagne gaat echter nauwelijks over de IDplicht. De regering wordt herkozen en dient prompt het voorstel opnieuw in.

De laatste stap

Het protest is tot dan toe vrij beperkt. Een bijeenkomst van tegenstanders in Sydney trekt honderd mensen. Veel tegenstanders durven zich niet goed uit te spreken omdat de regering tegenstanders heeft gebrandmerkt als 'vrienden van belastingfraudeurs'.
Op 28 juli 1987, drie weken na de verkiezingen, wordt de Australian Privacy Foundation opgericht door 17 publieke figuren met uiteenlopende politieke opvattingen. De APF besluit, als laatste redmiddel, een campagne te starten. Het belangrijkste element in de campagne-oproep is de diversiteit aan sprekers bij de presentatie van de campagne: een rechtse tv-presentator, de leider van de democraten, de winnaar van de America Cup (een grote internationale zeilwedstrijd), en opnieuw Peter Garrett. De laatste noemt het voorstel de grootste bedreiging waarmee Australi‰ ooit geconfronteerd is. De voorzitter van de Australian Medical Association zegt dat het voorstel bijna de moeite waard is een burgeroorlog te beginnen. Meer en meer Australi‰rs sluiten zich bij de campagne aan. Binnen een paar weken is er een brede en massale beweging aan het ontstaan. Bijna dagelijks vinden bijeenkomsten plaats; de kracht van wat er groeit wordt duidelijk als in Orange, een plaats in New South Wales met 32.000 inwoners, een bijeenkomst door 4000 bewoners wordt bezocht. In andere steden gebeurt hetzelfde. Het hoogtepunt vormt een demonstratie van 30.000 tegenstanders in Sydney. De pagina's met ingezonden brieven in alle kranten geven de overheersende mening weer: 'Nagalm van nazi-Duitsland', 'Ik verlaat het land', 'Ik ben voor passief verzet', 'Het alternatief is ketting en bal'.
De nadere invulling van het wetsvoorstel geeft de campagne een flinke steun in de rug. Uitbetaling van loon aan werknemers die zich niet identificeren: een boete van $20.000; het in dienst nemen van iemand zonder identiteitscontrole: $20.000 boete; uitbetaling door veilingen aan niet-ge‹dentificeerde boeren: $20.000 boete; huur van woning of land: $5.000 boete; verlies van de kaart: $5.000 boete en/of twee jaar cel; bij weigering zich voor de fiscus te identificeren: $20.000 boete. Zonder identiteitsbewijs geen toegang tot reeds bestaande bankrekening, en algemeen de onmogelijkheid geld te ontvangen voor geleverde diensten. Duidelijk wordt dat, waar in eerste instantie nog sprake is van het vrijwillige karakter van de kaart, leven in Australi‰ zonder een kaart onmogelijk wordt.

Half september wordt de regering geconfronteerd met een ernstige interne crisis. De gesloten gelederen van de Labour-partij scheuren als de linkervleugel openlijk stelling neemt tegen het wetsvoorstel en de rechtervleugel intern haar verontrusting uitspreekt. Vice-premier Bowen zegt dat alles mogelijk maar moet worden heroverwogen. Enkele weken later wordt het voorstel ingetrokken. Om haar gezicht te redden verklaart de regering dat tot intrekking is overgegaan omdat het wetsvoorstel juridisch-technisch niet helemaal klopte. Herstel van de gemaakte fouten en indiening van een nieuw voorstel zijn echter achterwege gebleven.
De regering heeft met het voorstel duidelijk fouten gemaakt; er was de inschattingsfout dat de bevolking massaal haar argumenten zou overnemen. Het beroep op patriottisme, door de kaart 'Australia kaart' te noemen, pakte averechts uit en werd verontwaardigd van de hand gewezen. Belangrijk was ook dat de overheid op geen enkel moment het vertrouwen heeft kunnen wekken op een betrouwbare manier met het registratiesysteem om te gaan. De overheid van haar kant begreep niets van het verwijt dat de machtsverhoudingen tussen burger en staat ingrijpend zouden veranderen en dat het voorstel het principe van de omgekeerde bewijslast doorvoerde op alle maatschappelijke terreinen. Tegelijkertijd kon zij mensen er niet van overtuigen dat gesignaleerde problemen met een identificatieplicht zouden worden opgelost.


zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish