contacht usga terugnaar de homepagina

Koninklijke marechaussee

District Luchtvaart

Dienst Grensbewaking

Onderwerp: rapportage verwijdering Somaliërs

In opdracht van de immigratie- en Naturalisatie Dienst van liet ministerie van Justitie waren

dezerzijds veerbereidingen getroffen voor het verwijderen van een groep Somaliërs per 757

Martinair op 15 juni 1996, Zie het daartoe geschreven operatiebevel d.d. 11 juni 1996.

Als escort-commandant was aangewezen de kapitein C.Vermeulen terwijl de kapitein JC. Annevelink als zijn plaatsvervanger zou optreden. De eerste-luitenant K.Emming was belast met de coördinatie voorafgaande aan de uitzetting.

Op zaterdag 16 juni 1996, omstreeks 19.25 uur werd mij Vermeulen door dhr J.Hendriks van

,de IND), unit verwijderings-coördinatie te 's-Gravenhage medegedeeld dat er geen toestemming was ontvangen voor de landing in Djibouti. Er zou door de vertegenwoordiger van

!ND in Djibouti getracht worden alsnog een landingsvergunning te verkrijgen zodat op zondag l5 juni 1996 om 11.00 uur vertrokken kon worden. Tevens werd verzocht te bekijken welke mogelijkheden er waren om de groep Somaliërs,per lijndienst over te brengen.

Navraag bij de KLM maakte duidelijk dat er op zaterdagavond 15 juni 1996 geen mogelijkheden

waren per lijnvlucht.

Wel was het mogelijk om op zondag 16 juni 1996 met de KLM rechtstreeks naar Dubai te vliegen, of met British Airways via Londen naar Dubai of met de Air France via Parijs naar Djibouti. Via Parijs naar Djibouti was voor de IND niet acceptabel. Bij de mogelijkheid om via Londen naar Dubai te vliegen was er het probleem van acceptatie door de betrokken airliner. Dit laatste gegeven speelde ook bij de vlucht rnet de KLM maar de verwachting was dat dit opgelost zou kunnen worden.

Telefonisch werden de immigratie autoriteiten in Dubai geïnforrneerd en werd toestemming verkregen voor transit.

Op zaterdag 15 juni 1995 omstreeks 21.30 uur werd besloten dat de verwijdering in eerste instantie per charter zou geschieden (vertrek 16 juni 1996; 11.00 uur) en indien dat niet mogelijk was per KLM via Dubai.

Gelet op het aantal te verwijderen personen van 21 volwassenen en 3 babys werd in overleg

met de !ND het aantal escorts vastgesteld op 11 personen.

Omstreeks 22.00 uur die dag is het meevliegend personeel terzake geïnformeerd. Omstreeks

'22.45 uur is bekend gesteld wie, in voorkomend geval, als escort mee zouden vliegen naar Dubai.

In overleg rnet de officier van dienst van het DKMARLV is de groep Somaliërs op verzoek van IND ondergebracht in het passantenverblijf van Triport 2.

Aldaar zijn zij door mij omstreeks 23.30 uur geïnformeerd over de stand van zaken.

Op zondag 16 iuni 1996, omstreeks 07.30 uur werd mij telefonisch door de IND rnedegedeeld dat de chartervlucht definitief niet zou doorgaan wegens het ontbreken van een landingsvergunning.

Tevens werd rnij medegedeeld dat 5 -volwassen- Somaliërs in Nederland zouden blijven zodat - het totaal aantal te verwijderen Somaliërs zou bestaan uit 16 volwassenen en 3 babys.

In verband met vorenstaande is het aantal escorts bijgesteld op 9 personen.

Om 07.51 uur is door mij de lijst met meevliegend personeel gefaxt naar de meldkamer van net DKMARLV. Het niet voor escort aangewezen personeel is vervolgens zoveel mogelijk afgebeld, de overigen werden bij aankomst op Triport geïnformeerd. (bijlage 1).

Via KLM passage zijn alle deportees, escorts en rnedewerker van IND geboekt voor de KL503 naar Dubai nadat hiervoor een akkoord was verkregen van KLM/AV.

Tevens zijn door mij, via KLM/Dubai de benodigde visa voor het begeleidend personeel aangevraagd in Dubai.

Vanuit de IND werd in de loop van de ochtend CAO vraag ontvangen of het mogelijk was US$

40.000 (veertigduizend) mee te nemen onder andere ter betaling van het chartervliegtuig van Djibouti airlines. Via de administrateur en de aoo Sels werd dit gerealiseerd.

Op zondag 16 juni 1996 omstreeks 13.20 uur is de gezagvoerder van de KL 503 alsmede de overige bernanning geïnformeerd over de groep Somaliërs.

Op zondag 16 Juni 1996 omstreeks 14.15 uur zijn de Somaliërs aan boord gebracht nadat zij

geïnformeerd waren omtrent hun verwijdering. Met name het niet rneevliegen van de 5

anderen leverde bij de groep de nodige vragen op.

Het boarden van de groep verliep zonder problemen en allen narnen rustig plaats op de hun toegewezen stoelen. Tijdens de vlucht heb ik op verzoek van de IND, aan iedere persoon een bedrag ter hand gesteld van US $ 200 (tweehonderd). Ook is het verdere verloop van de reis uitgelegd. Met name dat het tweede traject, per chartervliegtuig zou geschieden naar Hargeisa en dat zij daar opgewacht zouden worden door hulpverleningsorganisaties die hun zouden vervoeren naar hun eigen woongebied.

Toen voor de landing het bordje 'stoelriemen vast' was aangedaan begonnen de Somaliërs onderling druk te praten. Voor mij en de overige collega's was dit niet te verstaan.

Na de landing en op het moment dat het vliegtuig nagenoeg leeg was, verzocht ik de groep

het vliegtuig te verlaten. Dit werd op dat moment en bloc geweigerd. Dit ging gepaard met

praten van de mannen, schreeuwen/krijsen van de vrouwen en gehuil van de babys.

Ik heb daarop voorbereidingen getroffen om de Somaliërs één voor één van boord te brengen

en op het platform in een bus te plaatsen.

Onderwijl nam het verbaal geweld van de Somaliërs toe en trachtten ongeveer 10 mannen en vrouwen, over de stoelen heen te klimmen. Zij werden teruggeduwd op hun plaats. Tevenswerden de babys stevig vastgehouden door hun ouders waardoor een extra belemmering

ontstond. Mijn inschatting van de situatie was dat op dat moment verwijdering uit het vliegtuig,hoewel moeilijk, mogelijk was maar dat het risico van letsel/gewonden, ook onder de vrouwen

en babys, reëel aanwezig was.

Ik besloot de verwijdering uit het vliegtuig op te schorten om o.a. door middel van overleg de groep te bewegen toch het vliegtuig te verlaten.

De rneereizende medewerker van IND had inmiddels het vliegtuig verlaten en had zich begeven naar het stationsgebouw voor overleg met de KLM en de Nederlandse consul die op de luchthaven aanwezig zou zijn.

De inmiddels ter plaatse gekomen politie wilde geen assistentie verlenen om de Somaliërs uit het vliegtuig te verwijderen en verbood mij het gebruik van geweld.

Hierna was er een periode van overleg met diverse autoriteiten. Daarbij werd door mij en de ter plaatse gekornen autoiriteiten veelvuldig getracht de Somaliërs te overtuigen het v!iegtuig vrijwiWig te verlaten. Het voortdurend argument van hun kant was dat zij in Somalië zouden worden doodgeschoten, dat Somalië niet veilig was en dat zij terug wilden naar Amsterdam.

De politie-autoriteiten deelden mij mede dat er geen bezwaar bestond tegen het overstappen van de Somaliërs op het chartervliegtuig doch dat dit geheel vrijwilli -diende- te gebeuren. Herhaaldelijk werd rnij verteld dat er bij toepassing van geweld geen toestemming voor transit was. Mijn stelling dat de immigratie-autoriteiten op zaterdagavond telefonisch toestemming voor transit hadden verleend werd bevestigd door een. irnmigratieambtenaar rnaar terzijde geschoven door de Politiecommandant onder het motto 'geen geweld'.

Eén van de woordvoerders van de Somaliërs was inmiddels het vliegtuig uitgelopen enn bovenaan de vliegtuigtrap een discussie begonnen met een politieagent.

Op het moment dat de commandant van de politie het vliegtuig had verlaten voor overleg met zijn superieuren- heb ik opdracht gegeven deze man in een bus op het platform te plaatsen. Dit gelukte niet omdat ten eerste de buschauffeur door een politieagent, met zijn hand op het pistool, gedwongen werd zijn deuren te sluiten en ten tweede niet omdat de escort op het mornent dat hij vanaf de vliegtuigtrap het platform opliep eveneens gedwongen werd weer op de onderste trede van de trap plaats te nemen. Ook dit gebeurde door een politieagent die daarbij zijn hand op zijn pistool hield. (zie verslag: KLM, bijlage 2)

Ook hierna konden de autoriteiten op geen enkele wijze overtuigd worden dat enige dwang noodzakelijk was.

Nogmaals werd getracht de Somaliërs verbaal te overtuigen dat terugkeer naar Somalië zonder risico was. Aangeboden werd naar die plaatsen te vliegen waar zij zelf heen wilden alsrnede dat wij (KMAR) met hun mee zouden vliegen naar Somalië. Alleen Amsterdam was echter voor hun een optie.

Gelet op de patsstelling en de grote vertraging die inmiddels ontstaan was, heb ik in overleg met gezagvoerder en KLM station manager besloten de groep aan boord te laten en door te vliegen naar Dhaka.

De vertegenwoordiger van de IND was niet teruggekeerd aan boord van het vliegtuig maar bleef achter in Dubai voor overleg met de lokale- en Nederlandse autoriteiten.

Na vertrek uit Dubai is overleg gevoerd met de gezagvoerder en de aan boord zijnde stationmanager van de KLM in Dhaka. Met name heb ik de mogelijkheden besproken om vanuit Dhaka naar Hargeisa te vliegen. Dit bleek op geen enkele wijze uilvoerbaar te zijn.

Eerder heb ik telefonisch contact gehad met de in Dubai achtergebleven vertegenwoordiger IND. Mij werd duidelijk dat het gecharterde toestel van Djibouti airlines inmiddels vertrokken was en dat als eindbestemming alleen Hargeisa toegestaan was. Niet duidelijk werd of de Nederlandse consul op het vliegveld aanwezig was of was geweest.

De laatste mogelijkheid was om bij terugkeer In Dubai nogmaals te proberen de groep Somaliers uit te laten stappen. De realisering hiervan was naar mijn mening echter sterk beperkt doordat het gecharterde vliegtuig reeds vertrokken was en een aansluitende doorreis naar Hargeisa niet mogelijk zou zijn.

Middels de KLM vluchtleiding heb ik het DKMARLV in kennis laten stellen,

Tijdens de vlucht naar Dhaka vervoegde dhr Micheal Phelps zich, via de purser, bij rnij. Dhr Plhelps is werkzaam voor UNHCR en tewerkgesteld in Bangladesh. Evenals de andere passagiers was hij globaal op de hoogte van de gebeurtenissen in Dubai. Hij vroeg en verkreeg van mij uitleg over de verwijdering van deze groep Somaliërs vanuit Nederland. Vervolgens heeft hij met enige Somaliërs een gesprek gevoerd. Hij informeerde mij dat hij voornemens was een brief te zenden aan het UNHCR kantoor in Nederland.

De vlucht naar Dhaka en terug naar Dubai verliep zonder problemen. Bij aankomst in Dubai was meer politie aanwezig dan gebruikelijk (dit volgens de crew). Wederom kwamen lokale autoriteiten aan boord en wederom is getracht de groep Somaliërs te bewegen vrijwillig het vliegtuig te verlaten. Wederom was alleen Amsterdarn voor hun een optie.

De vlucht naar AmsterCarn verliep zonder problemen.

Na terugkeer op de !uchthaven Schiphol heb ik de groep Somaliërs overgedragen aan de Vreerndelingendienst van de regio Kennernerland.

Schiphol, 19 juni 1996

C.Vermeulen kapitein

Gezien:

Hoofd Dienst Grensbewaking

B. V. Engelenburg

kapitein

volgendenaar boven