De glazen bol van de andersglobaliseringsbeweging

Bron: eurodusnie

12-11-2003

Keihard politieoptreden, politieke vervolging van demonstranten, interne meningsverschillen over de te volgen strategie en na te streven doelen, de verplaatsing van vrijhandelsbijeenkomsten naar afgesloten of anderszins voor demonstranten onbereikbare plaatsen en toenemende inkapseling van de beweging door het politieke establishment: het zijn nog maar enkele van de ontwikkelingen die de andersglobaliseringsbeweging in haar bestaan bedreigen. Hoewel nog lang niet iedere activist het wil toegeven is de beweging zo goed als dood. De grote vraag is hoe het verder moet. 

De in juni bij het Griekse Thessaloniki gehouden Europese Raad was de laatste Eurotop oude stijl. Lange tijd was het de praktijk dat iedere zes maanden - zolang is een land voorzitter van de EU ministerraad - ook meteen het merendeel van de ministeriële vergaderingen in het voorzittende land plaatsvond. Met de uitbreiding van de EU van 15 naar mogelijk 25 landen in het vooruitzicht, werd al tijdens de in 2000 in Nice gehouden Eurotop besloten voortaan alle bijeenkomsten van Europese regeringsleiders in het Brusselse te houden. Waar critici van het Tophoppen (1) ondanks enkele jaren van geanimeerde discussie binnen de andersglobaliseringsbeweging niet in slaagden, zal nu dankzij de Europese Unie wellicht toch lukken, namelijk een definitief einde aan het tophop-fenomeen. 

Het rondreizende EU circus heeft onbedoeld en in meerdere opzichten bijgedragen aan de opkomst van wat bekend staat als de andersglobaliseringsbeweging. De afgelopen jaren groeide de kritiek op de Europese eenwording en de rol van de Europese Unie in het neoliberale globaliseringsproces. Dit vertaalde zich onder meer in terugkerende protesten tijdens de halfjaarlijkse Eurotoppen. Deze prestigieuze bijeenkomsten van Europese regeringsleiders vonden telkens in een andere EU lidstaat plaats. Het rondreizende en periodieke karakter van de Eurotoppen boden de (Europese) sociale beweging een aantrekkelijk raamwerk waarbinnen zij haar activiteiten min of meer structureel kon coördineren en haar protesten op kon focussen. 
Het waren niet in de laatste plaats de Eurotoppen die het beeld neerzetten van één coherente beweging: "de andersglobaliseringsbeweging". In werkelijkheid is ze een lappendeken van talloze bewegingen en organisaties, die elkaar de ene keer aanvullen om elkaar een andere keer juist weer tegen te werken. Nu de huidige EU voorzitter Italië heeft laten weten dat zij 'hun' Eurotop in Brussel zal houden (12-13 december 2003), en ook Ierland, dat de voorzittershamer in januari 2004 zal overnemen dit heeft besloten, lijkt er een einde gekomen aan een lange reeks in het oog springende internationale anti-EU mobilisaties. Natuurlijk zal er ook in Brussel nog het nodige gedemonstreerd worden, maar het effect en de verbeeldingskracht zal minimaal zijn. 

Vragen ter voorkoming van een stille dood 

Het EU besluit zich voortaan in haar Brusselse fort te verschansen staat niet op zichzelf, maar past in de wereldwijde trend kapitalistische onderonsjes buiten het bereik van de andersglobalisten te houden. Zo vond de voorlaatste G8 bijeenkomst plaats tussen de grizzly bears in het Canadese Kananaskis en koos men de keer daarop het eveneens geïsoleerde Franse bergje Evian. Voor zover dit soort bijeenkomsten nog in de buurt van de bewoonde wereld worden gehouden, worden deze beveiligd door krankzinnige hoeveelheden leger en politie, waardoor er voor de demonstranten sowieso geen doorkomen aan is. 
Over deze ontwikkeling hoeft overigens geen traan te worden gelaten. Immers, het symbolische en repeterende scenario waaraan regeringsleiders en demonstranten zich tijdens de diverse toppen hielden, maakten de protesten de afgelopen jaren meer en meer tot een zinloos ritueel. Terwijl de regeringsleiders achter de schermen de buit verdelen en voor het oog van de camera cadeautjes uitdelen aan de armen, lopen de demonstranten hun verplicht rondje om de kerk of reageren ze zich af op de politie en privaat eigendom. Het script van de protesten ligt telkens even vast als de protocollen van de 'bestreden' top. Naar het strategische doel van de protesten is het steeds meer gissen. Van de aangekondigde blokkades en verstoringen komt in ieder geval alsmaar minder terecht. Sinds de succesvolle protesten tegen de IMF en Wereldbankbijeenkomst in Praag (2000) zijn zo’n beetje alle internationale mobilisaties gesmoord in politierepressie of juist door de neoliberale elite ingekapseld. Wat overblijft zijn de alternatieve dorpen en de tegentoppen. Deze zijn best gezellig, maar hebben met een doordachte en strijdbare strategie natuurlijk niets van doen. 

Het EU besluit te stoppen met het rondreizend circus van toppen kan dan ook gezien worden als een geschenk aan de andersglobaliseringsbeweging uit onverwachte hoek. Het niet onbelangrijke Europese deel van de beweging wordt nu immers met de neus op de feiten gedrukt, namelijk dat men haar eigen activiteiten grotendeels liet afhangen van de agenda van haar tegenstander. De beweging ziet zich door het EU besluit, voor een aantal belangrijke vragen geplaatst zoals "Hoe kunnen toekomstige kapitalistische besluitvormingsprocessen op een effectieve manier worden beïnvloed of gesaboteerd?", "Welke mogelijkheden zijn er voor de andersglobaliseringsbeweging om zich in de toekomst internationaal te manifesteren?". Beantwoording van deze vragen is van essentieel belang, wil de door de andersglobaliseringsprotesten ontketende bewegingsdynamiek geen stille dood sterven. Het diffuse karakter van de andersglobaliseringsbeweging maakt een eensluidende beantwoording van deze vragen echter al bij voorbaat onmogelijk. De beweging bestaat immers uit een groot aantal politieke en maatschappelijke stromingen die elkaar net zo vaak aanvullen als tegenwerken. 

Binnen de andersglobaliseringsbeweging kunnen we een drietal hoofdstromingen onderscheiden: de Niet Gouvernementele Organisaties, parlementair links en een basisdemocratisch deel. De sterkte van de afzonderlijke stromingen en de onderlinge krachtsverhoudingen verschillen van land tot land. Terwijl in sommige Europese landen sprake is van een sterke antikapitalistische stroming, zijn het in veruit de meeste landen Niet Gouvernementele Organisaties (NGO 's) die de boventoon voeren. Het merendeel van de NGO 's pleit voor reformistische "oplossingen" voor de door het neoliberaal kapitalisme veroorzaakte problemen. Hoewel er de afgelopen jaren rond internationale mobilisaties sprake was van enige coördinatie tussen de verschillende stromingen doet ieder toch vooral weer haar eigen ding. Voor de NGO 's is dat voornamelijk lobbyen, autoritair links richt zich op het ' rekruteren' van nieuwe (partij-) leden en kiezers en het basisdemocratisch deel zorgt met haar activistische praktijk voor het nodige spektakel en speldenprikken.
Gezien de verschillen in gebruikte middelen en doelen die men nastreeft ligt het dus voor de hand dat de eerder geformuleerde vragen door de afzonderlijke stromingen op heel verschillende manieren zullen worden beantwoord. Dat wil zeggen, als men zich al überhaupt over de vragen buigt en de verleiding kan weerstaan om op de automatische piloot dezelfde weg verder te gaan. Of we over een tijdje nog steeds kunnen spreken over één samenhangende andersglobaliseringsbeweging, met de betekenis, praktijk en impact die het de afgelopen jaren heeft gehad, is vooralsnog maar zeer de vraag. 

De belangrijkste kracht als zwakste punt 

De kans is groot dat de beweging uiteen zal vallen. Signalen die in deze richting wijzen zijn er volop. In de "diversiteit" ligt namelijk niet enkel de belangrijkste kracht, maar ook het zwakste punt van de andersglobaliseringsbeweging. In de hoogtijdagen van de beweging, rond de WTO top in Seatlle (1999), werden de onderlinge meningsverschillen nog tijdelijk aan de kant gezet, maar die tijd lijkt inmiddels voorgoed voorbij. De meningsverschillen over nagestreefde doelen komen steeds meer op de voorgrond te staan. Niet in de laatste plaats komt dit omdat na jaren protesteren tegen het mondiaal kapitalisme activisten meer dan ooit de behoefte hebben om alternatieven voor het neoliberalisme te formuleren, en dat de door de verschillende deelbewegingen nagestreefde alternatieven elkaar lang niet altijd verdragen is inmiddels wel duidelijk. Ook over de te gebruiken middelen wordt stevig gebakkeleid. Waar de ene pleit voor geduld en dialoog met de maatschappelijke elites wil de ander de bestaande machtsstructuren eenzijdig en liefst vandaag nog, tot de grond toe afbreken. 
Het politieke en economische establishment maakt in elk geval handig gebruik van de verschillende zienswijzen binnen de beweging en speelt de 'goede' (parlementaire) en 'slechte' (antiparlementaire) andersglobalisten handig tegen elkaar uit. Eén gevolg van het verdeel en heers-spel is dat NGO 's, in navolging van overheden, de internationale vrijhandelsorganisaties en het bedrijfsleven, steeds openlijker voor corporatistische "oplossingen" pleiten voor de problemen die het neoliberalisme veroorzaakt. Deze "oplossingen" gaan uit van de vooronderstelling dat de in het kapitalisme gecreëerde tegenstellingen op zichzelf geen probleem zijn, maar dat welvaart en welzijn voor 's werelds massa's valt of staat met een goede samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en de civiele sector (NGO's, vakbonden e.d.). 

De vrijage tussen bovengenoemde maatschappelijke elites is een groeiende bron van irritatie voor het basisdemocratische kamp. Het laatstgenoemde deel van de andersglobaliseringsbeweging bestaat overigens uit verschillende fracties die met elkaar delen dat zij streven naar een horizontale manier van het samenleven organiseren. Bezien vanuit dit streven naar een postparlementair en antikapitalistisch alternatief ziet ze de toenadering tussen elites dan ook als niet veel minder dan verraad aan de beweging. De irritatie wordt nog verder vergroot door de manier waarop de veelal rijke en internationaal opererende NGO 's zich voortdurend opwerpen als woordvoerders van de beweging. Terwijl demonstranten buiten de rode zones veroordeeld zijn tot traangas happen, houden de buitenparlementaire vertegenwoordigers van de civiele sector vanuit de belegerde conferentieoorden zelf, hun pleidooi voor ‘hervorming van het kapitalisme’. Dit wordt hun door veel andersglobalisten niet in dank afgenomen, want niet alleen is de "NGO boodschap" een stuk minder radicaal dan die van menig demonstrant, ook op het democratische karakter en politieke onafhankelijkheid van de civiele sector valt het nodige af te dingen. Wie, bijvoorbeeld, vertegenwoordigen de dikwijls met veel overheidsgeld in stand gehouden en hiërarchisch georganiseerde NGO ‘s eigenlijk? 

Tegenover een moeizame relatie tussen basisdemocraten en niet gouvernementelen staat een vaak innige relatie tussen laatstgenoemden en parlementair links. Deze komt internationaal onder meer tot uiting binnen het World Social Forum (WSF), een verzameling linkse (buiten-) parlementaire organisaties, partijen en bewegingen, dat de afgelopen jaren in tal van landen, maar ook op regionaal niveau navolging heeft gekregen. Het WSF is de tegenhanger van het World Economic Forum (WEF). Het WEF is een netwerk van circa duizend multinationale ondernemingen dat behalve haar jaarvergadering in het Zwitserse Davos, eveneens nationale en regionale afdelingen kent. Binnen het WSF en haar regionale vertakkingen worden de sleutelposities ingenomen door NGO 's en linksige partijen, waaronder sociaal democraten, neo- en postmarxisten en Groenen. Terwijl het WEF de belangrijkste "dissidente" elites (NGO's en parlementair links) probeert te winnen voor het corporatisme, in Nederland vormgegeven in het poldermodel, pleit het WSF voor het reanimeren van de verzorgingsstaat en het versterken van het Europese machtsblok als tegenwicht voor het Amerikaans imperialisme. Ook in Nederland hebben NGO ’s en parlementair links elkaar gevonden in het verdedigen en ophemelen van de verzorgingsstaat. Een fraai voorbeeld van hun samenwerking is het platform “Keer het Tij”, waar (naar eigen zeggen) 350 organisaties bij zijn aangesloten. Het platform mobiliseert momenteel in Nederland voor deelname aan het komende Europees Sociaal Forum in Parijs. Ook de onder veel buitenparlementaire activisten populaire Socialistische Partij gaat met bussen naar Parijs. De boodschap van het platform en SP is eenvoudig: behoud de verzorgingsstaat, stem links. 

Terwijl NGO 's en parlementair links elkaar dus veelal goed verdragen, verlopen de contacten tussen laatstgenoemden en het basisdemocratische deel van de andersglobaliseringsbeweging ronduit stroef. Met name het conflict tussen de autoritaire en anti-autoritaire stroming van het socialisme zit diep. Het conflict komt er in het kort op neer dat eerstgenoemde de staatsmacht wil grijpen om deze later ("wanneer de arbeidersklasse er klaar voor is", mogelijk) alsnog af te schaffen. De basisdemocratische beweging beargumenteert dat het in stand houden van de kapitalistische machtsstructuren onherroepelijk zal leiden tot een nieuwe dictatuur. Ze stelt dan ook dat doel en weg dezelfde moeten zijn. In revolutionaire tijden leidden de verschillende zienswijzen regelmatig tot bloedige opstanden en zuiveringen (Kronstadt (1921), Spaanse Revolutie (1936) etc), waar steevast de ‘anti-autoritairen’ het onderspit dolven. Dat het conflict tussen autoritairen en anti-autoritairen alles behalve geschiedenis is bewijzen de gebeurtenissen tijdens de afgelopen Eurotop in Thessaloniki. De Griekse communistische partij had aangekondigd de stad - samen met de politie - te zullen beschermen tegen het (anarchistische) zwarte blok, die volgens haar toch voornamelijk uit CIA provocateurs bestaat. Datzelfde zwarte blok stichtte daarop in de stad brand in een bijkantoor van de communistische partij. Een directe confrontatie tussen aanhangers van beide kampen kon uiteindelijk maar ter nauwer nood worden voorkomen. 

De gouvernementelen en het corporatistische project 

Het einde van het tophop-tijdperk zal voor alle andersglobaliseringsstromingen niet zonder gevolgen zijn. Voor de NGO 's betekent het einde van de spectaculaire andersglobaliseringsprotesten allereerst een enorme beperking in hun mogelijkheden zich te presenteren als "de redelijke kant van de beweging". Hoewel men nog wel even kan teren op de dankzij de andersglobaliseringsprotesten verworven status en positie, zal haar macht in de politieke arena, met een tanende tophopbeweging, waarschijnlijk snel afnemen. Tot voor kort, toen de andersglobaliseringsbeweging nog machtig was, kon men af en toe nog dreigen met een boycot van de door overheden georganiseerde consultatierondes, maar of we dat nog vaak gaan meemaken valt te betwijfelen. Het tegen elkaar aan schurken van gouvernementelen en niet-gouvernementelen zou zich overigens ook los van de verdwijnende tophopbeweging hebben voltrokken, zei het wat langzamer en minder vergaand. Overheden en NGO ’s bijten elkaar niet, ze hebben elkaar juist nodig. Het is net zo goed in het belang van overheden om het sociaal liberale deel van de andersglobaliseringsbeweging aan boord van het corporatistisch project te krijgen, als het het streven is van NGO ’s om overheidsbeleid te beïnvloeden. 
Wanneer de westerse overheden er definitief in slagen de belangrijke NGO’s voor haar "compromissen" te winnen zal dit voor de beweging als geheel grote gevolgen hebben. De door de NGO’s uitgedragen reformistische boodschap heeft binnen de andersglobaliseringsbeweging immers getalsmatig de meeste aanhang, en onder de publieke meningsvormende elites de meeste invloed (en andersom). Uit de beweging losgeweekte NGO ’s zal de beweging uiteindelijk nog verder verzwakken en bovendien de toch al schamele toegang van antikapitalisten tot het maatschappelijke debat nog verder terugdringen. 
Dat het corporatisme binnen NGO kringen in opmars is constateert ook de denktank SustainAbility. In haar rapport “The 21st Century NGO: In the Market for Change”, dat door de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) wordt verspreid, stelt zij: “Een toenemend aantal maatschappelijke organisaties werkt samen met bedrijven en overheden in een poging om het marktsysteem te hervormen. De jaren van confrontatie lijken voorbij.” 

We hoeven ons geen enkele illusies te maken over wat men bedoelt met hervorming van het (kapitalistische) marktsysteem. Kapitalisme heeft zich sinds het de fakkel overnam van het feodalisme voortdurend ‘hervormd’ en het is overduidelijk welke kant het op gaat. Het moderne (parlementair) kapitalisme beleeft echter momenteel de grootste imago en legitimiteitscrisis sinds decennia en het is deze crisis die men met hulp van NGO ’s wil repareren. Aangezien het binnen grote NGO ’s wemelt van linksige parlementairen, die maar al te graag plaats nemen aan de onderhandelingstafels en dromen van het grijpen van de staatsmacht, is het bepaald niet onwaarschijnlijk dat heel wat organisaties daarin zullen meegaan. 

De laatste stuiptrekkingen van parlementair links 

Voor zover parlementair links iets aan de andersglobaliseringsbeweging heeft bijgedragen was het tot de versaaiing en institutionalisering ervan. Haar belegen en gortdroge concepten als "massa" en "klassenstrijd" hebben niet alleen het publieke debat op een dood spoor gebracht, ook heeft men de praktijk van de andersglobaliseringsbeweging voor een groot deel van haar aanvankelijke anarchistische praktijk ontdaan. Spontane acties en wilde plannenmakerij maakten steeds meer plaats voor strak geregisseerde protesten die de macht van de massa's moeten tonen. Parlementair links trad zo in zekere zin op als verlengstuk van het gezag die, zeker in de begintijd van de beweging, de grootste moeite had de boel (weer) onder controle te krijgen. De eerder beschreven plannen van de Griekse communistische partij, die Thessaloniki (samen met de politie) zou beschermen tegen de "zwarte horden", zijn hier een stuitend voorbeeld van.

Het verdwijnen van de tophopbeweging betekent voor parlementair links vooral een belangrijke beperking van haar mogelijkheden om nieuwe aanhang te rekruteren voor hun achterhaalde gedachtegoed, al zal er natuurlijk altijd wel een markt blijven voor een parlementair links "quasi-alternatief". Parlementair links heeft in Europa overigens maar matig weten te profiteren van de opleving van het antikapitalistisch sentiment. Overal om ons heen is ze op haar retour, is het niet getalsmatig, dan wel inhoudelijk (doordat men verrechtst). Alle linkse pogingen om de markt onder (parlementair) democratische controle te brengen of houden zijn gestrand. Vandaag de dag is het meer dan ooit de economie die regeert. Links staat er bij en kijkt er naar, zonder een idee te hebben wat men er aan kan doen. Terwijl de traditionele sociaal democratische partijen zich ontdoen van hun laatste ideologische veren komt klein links niet veel verder dan nostalgisch dagdromen over die goeie ouwe tijd, toen de verzorgingsstaat er nog voor de mensen was. Maar helaas, hoewel de afgelopen decennia in tal van landen parlementair links aan de macht is geweest, kunnen we niet anders dan constateren dat het kapitalisme meer dan ooit tevoren regeert. Het geeft eens temeer het failliet van de parlementaire strategie aan. Hoewel men nooit de beer moet verkopen voordat ze geschoten is, heeft het er alle schijn van dat we met de door haar gespeelde rol binnen de andersglobaliseringsbeweging getuige zijn geweest van een van haar laatste stuiptrekkingen. Dat wil overigens niet zeggen dat we niets meer zullen horen van Parlementair Links. Men zal ongetwijfeld onverdroten doorgaan met het vervullen van haar belangrijkste taak in de parlementaire democratie: het kanaliseren van onvrede en neutraliseren van verzet. Zo zal men blijven deelnemen aan het verkiezingscircus, oproepen tot folkloristische protesten en pleiten voor iets wat zich misschien nog het beste laat omschrijven als ‘kapitalisme met een menselijk gezicht’. 

Basisdemocratische beweging: van hoofdrol naar figurant 

Wie zich het liefst buiten de parlementaire kaders begeeft is de basisdemocratische beweging. Het einde van de tophop-beweging zal ook voor dit deel van de andersglobaliseringsbeweging de nodige consequenties hebben.
Wie trouwens niet beter weet zou gemakkelijk kunnen denken dat de andersglobaliseringsbeweging tijdens de inmiddels legendarische WTO protest (1999) in Seattle is ontstaan. In werkelijkheid is de andersglobaliseringsbeweging veeleer een doorstart van de aloude antikapitalistische beweging die zich, ontdaan van het marxistische keurslijf dat haar in de jaren zeventig en tachtig zo overheerste, uitermate diverse protestbewegingen en NGO’s met elkaar wist te verbinden. De rol van het internet kan hierbij niet worden overschat. Seattle was dus niet zozeer het begin van een beweging, maar het markeerde wel het moment dat het establishment niet langer om de kritiek van de beweging heen kon. Dit kwam niet uitsluitend door de protesten; ook het mondiger worden van de arme landen doeg hiertoe bij. 
In de jaren rond Seattle speelden Westerse anarchisten binnen de beweging een hoofdrol. Terwijl NGO ’s onderzoek deden en lijvige rapporten publiceerden over de gevolgen van neoliberale globalisering introduceerden de anarchisten, binnen de ontluikende beweging, hun op decentralisme gebaseerde en actiegerichte organisatievormen zoals netwerken en affiniteitsgroepen (2). Een belangrijke verbindende rol was die dagen weggelegd voor het Peoples Global Action netwerk (3). Met de op autonomie en zelforganisatie gebaseerde decentrale actiemethoden wist men tijdens internationale mobilisaties aanvankelijk politiek (en politie) te verrassen. Het verrassende kon natuurlijk nooit lang standhouden. De protesten begonnen zich wat betreft vorm als snel te herhalen. Bovendien leerden de internationaal samenwerkende politiediensten er snel mee omgaan. 

Een goed voorbeeld van de invloed van anarchisten in de andersglobaliseringsbeweging zijn de sinds 1998 toonaangevende wereldwijde actiedagen. Het idee achter deze decentrale actiedagen is om in plaats van iedereen naar één ergens op de wereld gehouden vrijhandelstop te laten afreizen, mensen op te roepen op één en dezelfde dag in hun eigen stad of dorp een actie te organiseren en zo uitdrukking te geven aan het wereldwijde karakter van het protest. Aanvankelijk maakten de protesten veel indruk zoals op 18 juni 1999, toen in tientallen landen mensen de straat opgingen om te demonstreren tegen de G8, op 30 november van hetzelfde jaar, tijdens de WTO bijeenkomst in Seattle en op 26 september het jaar daarop in Praag de Wereldbank en het IMF bijeenkwamen. Het waren ongetwijfeld de hoogtijdagen van de andersglobaliseringsbeweging. Afgelopen jaar vond er wederom een succesvolle wereldwijde actiedag plaats. Dit maal vond het protest niet plaats in het kader van de andersglobaliseringsbeweging, maar ging het om een protest tegen de toen aanstaande oorlog tegen Irak. Op 15 februari 2003 gaven miljoenen mensen gehoor aan een oproep van het WSF en gingen de straat op. Aan deze door het "autoritaire" WSF uitgeroepen actiedag gaven ook heel wat anti-autoritairen gehoor. Veruit de meeste van hen kozen er voor mee te doen met de door (buiten-) parlementair links georganiseerde demonstraties. Tijdens de slaapverwekkende wandeltochten klonk overal ter wereld de bekende anti-imperialistische klaagzang van parlementair links. Geen regering die er zich iets van aantrok, maar voor parlementair links was het in ieder geval wel een mooie PR stunt. Het fenomeen van de wereldwijde actiedag lijkt daarmee, tenminste in haar huidige versaaide en geïnstitutionaliseerde vorm, haar beste tijd wel te hebben gehad. 

Een andere belangrijke rol die anarchisten speelden is die als initiator en organisator van de protestacties. Anarchisten stonden niet alleen aan de basis van enkele indrukwekkende internationaal gecoördineerde actiedagen, maar fungeerden ook als een soort internationale brigade nieuwe stijl. Een uitermate mobiele en van samenstelling wisselende kern van internationale activisten volgde, met telkens enkele weken of maanden voorsprong, de agenda van de wereldleiders om ter plekke plaatselijke activisten te helpen met de voorbereiding van de protesten. Dit gebeurde zelden als gevolg van een te voren uitgedacht plan, veeleer spontaan. Het enthousiasme en impact op de bewegingsdynamiek was er echter niet minder om. Dankzij de toegenomen mobiliteit van activisten ontstond op de tophoplokatie zelf telkens een boeiende wisselwerking tussen lokale groepen en de internationale activisten die geleidelijk aan leidde tot een in brede activistenkringen erkende verzameling actie en organisatievormen. Voorbeelden hiervan zijn het consensus- besluitvormingsproces en het organiseren in affiniteitsgroepen. 

Anarchistische organisaties ondersteunden de andersglobaliseringsbeweging verder nog met een breed scala aan faciliteiten. Sociaal-culturele vrijplaatsen (overigens lang niet altijd gekraakt) fungeerden als fysieke schakels tussen de verschillende organisaties en verzetshaarden en vormden een noodzakelijke en duurzame aanvulling op de vluchtige actiemomenten en het internet. Menig campagne is begonnen met een infotoer langs "de bekende plekken". Verder kun je bij faciliteiten ook denken aan de talloze vrije mediaprojecten (radio's en periodieken), actiekeukens, coöperatieve drukkerijen, autonome busbedrijfjes e.d.. Veel van de hierboven genoemde activiteiten vonden overigens plaats achter de schermen. 

Na globalisme het lokalisme 

De hoofdrol van "horizontalen" in de beweging nam evenredig af met de toename van parlementair links binnen de andersglobaliseringsbeweging. Het zorgde er deels voor dat de beweging steeds minder bewoog, todat ze na de gebeurtenissen in Genua en New York helemaal stil kwam te staan. Hoewel het natuurlijk moeilijk is in algemene termen over een wereldwijd vertakte en diverse beweging te spreken, zijn binnen de westerse basisdemocratische beweging inmiddels wel enkele nieuwe tendensen te ontwaren. Zo wordt, terwijl enkele jaren lang de grote internationale mobilisaties centraal stonden, nu vooral (en opnieuw) het belang van lokale actie benadrukt. De basis van dit ‘lokalisme’ ligt in het besef dat kapitalisme meer is dan internationale bijeenkomsten van zakenmannen en politici. Waar NGO ’s en parlementair links alleen maar oog lijken te hebben voor het beïnvloeden van kapitalistische machtscentra stellen de anti- autoritairen dat zolang mensen zich als schapen blijven gedragen iedere revolutie gedoemd is te mislukken. Kapitalisme, zo stellen zij, is meer dan enkel een economisch model en manifesteert zich in alle uithoeken van de samenleving en alle facetten van het samen leven. Bovendien is kapitalisme niet de enige bron van uitsluiting en onderdrukking. Ook patriarchaat en racisme veroorzaken heel wat ellende. 

Terwijl (buiten-) parlementair links pleit voor indirecte actie: 'actie met het doel politici te overtuigen iets te doen aan andermens probleem', gaat het er bij directe actie om dat mensen hun problemen zelf (leren) oplossen. In feite is directe actie niets anders dan basisdemocratie in de praktijk en omdat het er bij een basisdemocratie om gaat besluitvorming terug te brengen naar diegene op wie de besluiten van toepassing zijn, is de actie natuurlijk al snel lokaal. Dit in tegenstelling tot een parlementaire democratie waar besluiten centraal en top-down worden genomen en acties ter beïnvloeding van het parlement zich op beroepspolitici richten die hun hoofdkwartieren in b.v. Den Haag of Brussel hebben. De lokale directe acties kennen verschillende vormen en doelen. Een aanzienlijk deel kan worden geschaard onder de noemer "activisme". Het betreft door vluchtige samenwerkingsverbanden zoals actiegroepen en actiecomités, en om dikwijls wisselende thema's, uitgevoerde prikacties. Het doel kan het door sabotage bereiken van direct resultaat, het bevorderen van bewustwording en (hoewel dat met directe actie eigenlijk niet de bedoeling is) het beïnvloeden van parlementaire besluitvorming. Activisme, wat sommigen ook wel actievoeren om het actievoeren noemen(4), blijkt in praktijk vooral een bezigheid voor hoger opgeleide blanke jongeren. Activisme is daarmee (net als partijpolitiek) een vorm van elitarisme, hoewel de activisten in kwestie hier zelf (meestal) helemaal niet naar streven. 

Een veel kleiner deel van lokale, directe actie is gericht op de opbouw van duurzame basisdemocratische organisaties zoals federaties, coöperaties, collectieven etc. en het opzetten van voor deze organisaties benodigde ruimtes in zelfbeheer (vrijplaatsen , woon-en werkruimtes e.d.). Dat is jammer, want alleen duurzame samenwerkingsverbanden als deze kunnen tezamen het toegankelijk, transparant postparlementair alternatief vormen dat de organisatie van de samenleving ter hand kan nemen, want om het ontwikkelen en aan de mens brengen van een alternatief gaat het uiteindelijk toch. De ‘lokalisering van het verzet’ is dus weliswaar een stap in de goede richting; het is op zichzelf niet genoeg, noch is het een garantie voor succes. Ook een lokale actie kan verkeerd uitpakken, zelfs contraproductief zijn. 

Nieuw zwaartepunt 

Op de vraag hoe het verder moet wordt al met al heel verschillend gereageerd. Parlementair links is zo goed als failliet. Alleen een kleine minderheid van marxistische die-hards heeft de hoop op het ontwaken van de arbeidersklasse nog niet opgegeven, maar jammer voor hen: in een samenleving die tot één grote marktplaats is verworden stemt de arbeidersklasse rechts. De niet gouvernementelen proberen hun afgelopen jaren dankzij de andersglobaliseringsbeweging verdiende winst te verzilveren en eisen een plaatsje aan de tafel van de macht, maar aangezien de economie regeert valt daar eigenlijk niet veel meer te beslissen. De marges zijn smaller dan ooit. 
De westerse basisdemocratische beweging lijkt bezig met een terugtrekkende beweging en weet het blijkbaar even niet meer. Bij gebrek aan een eigen strategie vervalt men steeds vaker in het op ambivalente wijze volgen van door autoritaire andersglobalisten geïnitieerde acties, om zich vervolgens op geforceerde wijze van diezelfde ‘reformisten’ te distantiëren. In de praktijk vertaald zich dit in een apart anarchistisch actiekamp tegen de G8 top in Evian, een apart libertaire Forum tijdens de Sociale Forums zoals in Florence en Parijs en aparte zwarte- of pink silver blokken in demonstraties. Van een vernieuwende, eigen strategie, autonoom of binnen een bredere andersglobaliseringsbeweging is al lang geen sprake meer. 

Anno 2003 kunnen we niet anders dan constateren dat de parlementaire democratie wereldwijd in een grote legitimiteitscrisis verkeert. Terwijl in het westen de laatste restjes verzorgingstaat worden ontmanteld, groeit onder de bevolking de weerzin tegen de tegenstellingen die de parlementaire democratie creëert. Ook de overduidelijke ontdemocratisering van de samenleving wordt door velen met lede ogen aangezien. 
Wie in Europa zich succesvol hebben getoond in het kanaliseren van de onvrede, zijn rechts-populistische partijen zoals de LPF, de FPÖ (Oostenrijk) en het Vlaams Blok. Deze partijen presenteren zich als anti-establishment en beloven de kiezers een 'nieuwe politiek' met bijbehorend sterk moreel leiderschap. In praktijk blijkt de zogenaamde 'nieuwe politiek' een onsamenhangende mengeling van conservatisme en xenofobie. Heel wat rechts-populistische partijen worden gekenmerkt door schandalen en geruzie en men doet, ondanks het antiregentenverhaal, er juist alles aan om zo snel mogelijk bij het establishment te horen. 

Het is veelzeggend en triest dat het antiparlementair sentiment zich door het rechtspopulisme laat kanaliseren en zich niet vertaald in een groeiende interesse naar een postparlementair basisdemocratisch alternatief. Aan de rechtspopulisten heeft het niet gelegen, die hebben er overal in Europa een zooitje van gemaakt. 
Hoewel met name de anarchistische beweging zich kan beroepen op een inspirerend verleden en beschikt over werkbare organisatiemodellen weet men deze echter niet te vertalen in een voor veel mensen aanspreekbaar alternatief. Vernieuwing is daarom essentieel. De beweging moet weer bewegen. Het zwaartepunt zal de komende jaren daarom moeten liggen bij het opzetten van toegankelijke en transparant georganiseerde basisdemocratische organisaties. Deze organisaties zouden mensen niet alleen een organisatorische basis moeten bieden waar vanuit collectieve actie kan worden gevoerd, ze zouden politiek weer tot iets moeten maken voor iedereen. We hebben nog een lange weg te gaan. 

Noten: (1) Tophoppen: Tophoppen: Het voortdurend organiseren, of bezoeken van internationale protesten rond bijeenkomsten van kapitalisten. De critici van het Tophoppen stellen onder meer dat de focus op internationale mobilisaties vooral de aandacht afleidt van de opbouw van (voor veel meer mensen) toegankelijke lokale antikapitalistische strijd. Ook stellen zij dat je i.p.v. de agenda van je tegenstander volgen beter aan een eigen agenda kan hebben en wel één die het spektakel van de tophop protesten overstijgt en kapitalisme juist demystificeert tot reële bevechtbare proporties.
(2) lees over basisdemocratische organisatievormen en directe actie http://basisdemocratie.tk 
(3) http://www.agp.org en http://www.pgaconference.org
(4) Give up Activism, http://www.eco-action.org/dod/no9/activism.htm 


Marco