De gemeenteraad van Amsterdam
Amstel 1
1011 PN Amsterdam

woensdag 6 maart 2002

ADRES AAN DE GEMEENTERAAD


Geachte leden van de gemeenteraad,

Hierbij vraag ik dringend uw  aandacht voor  de voorgenomen ontruimingen van een aantal van mijn cliënten uit hun ROA-kamers in Amsterdam. Zij maken deel uit van een groep van 45 "partijen" die B&W

van Amsterdam van plan zijn uit de voorzieningen en uit hun kamer te verwijderen. Het betreft twee categorieën uitgeprocedeerde asielzoekers, die onder de nieuwe vreemdelingenwet niet meer op deze wijze onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam kunnen vallen. Het probleem is dus eindig, maar heeft in Amsterdam wel al een lange geschiedenis. Sommige leden van deze groepen hebben als houder van een voorwaardelijke vergunning al mogen inburgeren en voor hen allemaal geldt dat zij door de gemeente jaren lang zijn gehuisvest en dat aan hen ook al die tijd door de gemeentelijke Sociale Dienst voorzieningen zijn verstrekt. Voor het stopzetten van de voorzieningen krachtens de Zorgwet was een raadsbesluit nodig en dat is onder de nieuwe wet niet meer het geval. Ik wil daarmee vooraf graag benadrukken dat er geen sprake is van precedentwerking bij een genuanceerder aanpak van deze groep.

Het  gaat om vreemdelingen, asielzoekers, die jaren lang rechtmatig in Nederland hebben verbleven. Sommigen in de asielprocedure (ROA-gerechtigden) en anderen op basis van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf en voorzieningen genietend  krachtens de Zorgwet (Irakezen, Angolezen, Soedanezen etc.) Na de intrekking van de voorwaardelijke vergunningen tot verblijf zijn zij uiteindelijk allemaal uitgeprocedeerd en zonder status gebleven. Tot de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet moest voor beëindiging van de opvang voor deze laatste groep een aparte beslissing worden genomen. Na een overgangsregeling bij de Vreemdelingenwet 2000, zijn van hen de voorzieningen "van rechtswege" geëindigd 28 dagen na invoering van de nieuwe wet op 1 april 2001.Tegen deze beëindiging was geen bezwaar of beroep meer mogelijk. Ruimte voor toepassing van een "hardheidsclausule", zoals bijvoorbeeld in het "Stappenplan"  voor beëindiging van de voorzieningen van  ROA-gerechtigden, bestaat hierdoor niet meer. Die hardheidsclausule kan echter in de praktijk niet worden gemist.

In het beleid van de rijksoverheid is de beëindiging van de voorzieningen en de ontruiming uit de ROA huizen een onderdeel van het vertrekbeleid. Maar zoals ik  hierna nader zal toelichten, betekent de beëindiging van de voorzieningen en de ontruiming uit de ROA woning in het merendeel van de gevallen geen terugkeer van de betrokkene naar het land van herkomst. In de regel is slechts dakloosheid  en uitsluiting van voorzieningen het resultaat. Amsterdam doorkruist met andere woorden geenszins het vertrekbeleid, als de beëindiging van de voorzieningen en de ontruimingen minder voortvarend worden uitgevoerd. Met betrekking tot de uitgeprocedeerde Irakezen geldt nog het meest duidelijk, dat ontruiming uit de kamer geen vertrek uit Nederland met zich mee kan brengen.

Op maandag 24 februari 2002 is het eerste ontruimingskort geding behandeld door de fungerend president van de rechtbank Amsterdam. Het betreft een man uit Ethiopië die, naar ik begreep, al meer dan acht jaar in Nederland verblijft. Tot mijn schrik vernam ik dat hij ter zitting geen bijstand van een advocaat heeft gehad.  Tegenstrijdig - en voor de HVO medewerkers ook frustrerend - genoeg treedt Hulp Voor Onbehuisden in de ontruimingszaken als eiser op. In de statuten van deze organisatie staat als doel het voorkomen van dakloosheid. Dit illustreert wel de mate waarin de uitvoering van het beleid van de Rijksoverheid plaatselijk wrijving geeft. Het beleid "schuurt" in de uitvoering, zou onze burgemeester kunnen zeggen.

Zoals eerder al in een persbericht aangegeven, zijn er in (tenminste 12) individuele gevallen nog wel argumenten tegen ontruiming aan te voeren op grond van klemmende medische redenen van humanitaire aard, maar het is de vraag of  de rechtbank binnen de aangescherpte regels nog wel de ruimte kan vinden om deze mensen voor een leven op straat te behoeden. Er is overigens ook reden om in die zaken nog eens kritisch na te gaan of het voor hen nog  wel geldende stappenplan is gevolgd. Het stappenplan is de regeling waarmee de mate van medewerking met het vertrek van de individuele vreemdeling onder de oude wet werd getoetst en die op een aantal van de te ontruimen personen nog van toepassing is. Als de vreemdeling heeft meegewerkt aan zijn vertrek, maar dit vertrek niet mogelijk is gebleken, wordt er, volgens het stappenplan, niet ontruimd. Voor de Irakezen die in 
het bezit zijn geweest van een voorwaardelijk vergunning tot verblijf en die onder de nieuwe vreemdelingenwet niet meer onder het stappenplan vallen, zijn er goede argumenten om de ontruimingen niet door te zetten. Zij zijn het grootst in aantal onder de  kandidaten voor ontruiming. Ook in hun geval geldt dat een bestuurlijke overweging op gemeentelijk niveau de beste kans biedt op een humane behandeling in Amsterdam. Verderop in dit adres zal ik daarvoor die argumenten geven.

In het kader van de beëindiging van de verantwoordelijkheid van de gemeentes voor de verstrekking van de voorzieningen en de latere beëindiging van de voorzieningen en het onderdak in het kader van het vertrekbeleid,  heeft de Sociale Dienst van Amsterdam onlangs de uitvoering van de verstrekkingen in een groot aantal gevallen door middel van een mandateringsregeling overgedragen aan de COA. Het betreft hier mensen die nog in enige procedure zijn, veelal alleen nog over de beëindiging van de voorwaardelijke vergunning. Dergelijke procedures zijn onder de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State nauwelijks meer te winnen en daarom is voor deze mensen ook een ontruimingsprocedure binnen afzienbare tijd te verwachten. Op grond van mandatering blijft de Sociale Dienst, en daarmee het college van B&W, echter haar 
verantwoordelijkheid behouden voor de toepassing en uitvoering van de regelgeving.  Bij de overdracht van bevoegdheden blijkt tal van communicatiestoornissen te zijn opgetreden. Zo is het contract dat de gemeente had met het Zilveren Kruis voor de ziektekostenverzekering al opgezegd voordat door het COA een nieuw contract was afgesloten. Het gaat hier om mensen van wie de voorzieningen nog niet overeenkomstig de wet en de regels zijn beëindigd, maar die op deze wijze wel al (tijdelijk) zijn verstoken van een ziektekostenverzekering. Hier schort het dus aan zorgvuldigheid bij de overheveling van de uitvoering van het nieuwe beleid. Haast lijkt hier de slechte raadgever, die een situatie met zich meebrengt die strijdig is met het al enkele jaren geleden door de gemeenteraad geformuleerde uitgangspunt dat ook illegalen recht hebben op juridische ondersteuning, gezondheidszorg en onderwijs voor minderjarige kinderen.

In mijn praktijk staan mensen op de lijst voor de ontruimingsprocedure, die al meer dan tien jaar in Nederland zijn, waarvan bijna tien jaar onafgebroken in Amsterdam onder de hoede van het HVO en de sociale dienst. Toen zij in de loop van 1992 in de ROA voorzieningen werden opgenomen, was er al  maanden tevoren een last tot uitzetting tegen hen gegeven. Het gaat hierbij voornamelijk om Ethiopiërs tegen wie de last tot uitzetting in de zomer van 1995 onherroepelijk uitvoerbaar is geworden, omdat de IND toen na jaren van uitstel de korte gedingen in hun procedures eindelijk durfde te laten behandelen en won. Sedertdien is een  zestal Ethiopiërs in de jaren 1997-1998 naar Ethiopië teruggekeerd in het kader van een terugkeerovereenkomst  met Ethiopië. Vanaf het moment dat de oorlog tussen Ethiopië en Eritrea is uitgebroken, heeft men over deze terugkeerregeling niets meer vernomen. De regeling heeft de Nederlandse staat 17 miljoen gulden gekost. Ik noem dit om aan te geven dat  u op dit terrein  niet te benauwd hoeft te zijn voor het  verwijt lichtvaardig met overheidsgelden om te gaan. Daar komt nog bij dat de marginalisering van deze mensen in het kader van de handhaving van de openbare orde naar schatting duurder zal uitvallen dan een voortzetting van de status quo.

Sinds enkele jaren erkent de IND dat Ethiopiërs van etnisch Eritrese origine in elk geval niet zondermeer terug kunnen naar Ethiopië. Volgens de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken staat het ook geenszins vast dat Eritrea deze mensen - zeker als zij in mei 1993 niet aan het referendum hebben deelgenomen, dat tot de stichting van de staat Eritrea heeft geleid - wel zal toelaten. Zwaarder weegt wellicht nog het vernietigende oordeel van de UNHCR in de zomer van 1999, waarin de UNHCR constateerde dat bij het bepalen van nieuwe nationaliteitswetgeving onvoldoende overleg, of zelfs onwil, heeft plaats gevonden, waardoor de regelgeving niet complementair is. Thans zijn er groepen Ethiopiërs, van Eritrese afkomst, die op grond van de wijzigingen in de nationaliteitswetgeving van beide landen, staatloos zijn geworden. Het is de vraag of de gemeente Amsterdam zich er nu voor moet lenen om deze mensen, ten opzichte van wie in de afgelopen tien jaar een steeds wisselend beleid is gevoerd dat resulteerde in voortdurende opvang zonder verblijfsrecht, nu ineens onder gelijkblijvende omstandigheden in de positie van "civil mort" te geleiden.

Voor de terugkeer van de Irakezen geldt het volgende. In totaal  verkeren er in Nederland meer dan zesduizend Irakezen in de positie dat zij (binnenkort) zijn uitgeprocedeerd en dat hun voorwaardelijke vergunning tot verblijf definitief is beëindigd. Deze Irakezen zijn in het merendeel van de gevallen maximaal ongeveer vijf tot zes jaar in Nederland. Van degenen die  al langer hier zijn, zal de voorwaardelijke verblijfsvergunning na 3 jaar zijn omgezet in een permanente verblijfsvergunning. Van hen wordt niet verwacht dat zij thans terugkeren. Twee maanden geleden heeft de fungerend president van de rechtbank in Arnhem in kort geding een gelijksoortige vordering tot ontruiming van een ROA kamer afgewezen, omdat de Staatssecretaris van Justitie de Tweede Kamer op 12 oktober 2001  heeft geïnformeerd dat Turkije niet langer meewerkt aan de verlening van transitvisa om via Turks grondgebied naar Noord Irak te gaan. De president stelde daarmee vast dat er van overmacht sprake was bij de Irakezen, op wie feitelijk de plicht rust om terug te keren naar hun land van herkomst, althans naar Noord Irak.. U moet zich hierbij realiseren dat de voorheen wel verleende visa het getal van drie per maand niet overstegen. Volgens de IND zou de Turkije route thans weer open zijn, hoewel mij daarover geen officiële mededelingen van de Staatssecretaris bekend zijn.

Hoe dan ook is het  belangrijk zich er rekenschap van te geven dat de terugkeer van de Irakezen via deze route in het huidige tempo meer dan honderd jaar zal vergen. Dit betekent dat bij de samenstelling van een wachtlijst voor terugkeer,  alle Irakezen met een hoger vertreknummer dan 150, zo goed als zeker zijn van een uiteindelijke vergunning tot verblijf in Nederland. Tot op heden heeft de Staatssecretaris verzuimd een dergelijke wachtlijst samen te stellen.

Ook is het nog niet bekend welke prioriteiten daarbij zullen worden gehanteerd.  Last in, first out? Vrouwen en kinderen het laatst of juist toch eerst? Deze vragen staan nog los van het gegeven dat de ambtsberichten van het ministerie van buitenlandse zaken een momentopname geven van de situatie van in Noord Irak. Op geen enkele wijze is aangegeven wat er met het door buitenlandse zaken vastgestelde sociale (politieke, economische) evenwicht in Noord Irak gaat gebeuren als Nederland wel een manier vindt om Irakezen op korte termijn massaal te repatriëren (en, wat daarbij voor de hand ligt, als andere Europese landen dat voorbeeld volgen). U moet zich deze karavaan door Turkije eens voorstellen, als een luchtbrug met passagiers- en transporttoestellen naar Noord Irak niet mogelijk zou blijken te zijn! Ernstige ontwrichting van het fluïde evenwicht in huidige status-quo ligt dan voor de hand.

Hoewel B&W van Amsterdam aangeven dat nu het moment is gekomen dat Amsterdam niet langer een loyale medewerking aan het vertrekbeleid van de overheid kan onthouden, zijn er juist op dit moment meer dan ooit grote vraagtekens te plaatsen bij de voorgenomen (categorieën) ontruimingen.
Waarom de voorzieningen voortzetten voor Ethiopiërs op een moment dat er volgens de IND een terugkeerovereenkomst functioneert en juist ontruimen als de vraagtekens bij de mogelijkheid tot terugkeer groeien? Waarom onder de hierboven geschetste omstandigheden Irakezen opjagen, als het bekend is dat slechts een miniem aantal Irakezen daadwerkelijk onder de huidige omstandigheden kan terugkeren? Hierbij is het van belang dat de schouderophalende redenering van de IND - "ze hebben de weg naar Nederland weten te vinden, dus ze moeten nu zelf maar zien hoe ze terug komen" - hier zeer bepaald niet opgaat. Deze Irakezen hebben aanvankelijk een voorwaardelijke vergunning tot verblijf gekregen omdat de Nederlandse overheid inzag dat zij terecht waren gevlucht! Waarom op de valreep nog de tanden laten zien aan de "laatsten der gedoogden", als de nieuwe wet Amsterdam van de verantwoordelijkheid voor toekomstige uitgeprocedeerde asielzoekers ontheft?

De voorgenomen ontruimingen zijn niet zorgvuldige voorbereid. Amsterdam moet zich niet laten  forceren  om een in de praktijk zeer moeilijk uitvoerbaar onderdeel van het vertrekbeleid  tot schade van de stad en zijn bewoners tegen beter weten in met harde hand uit te voeren. Dit geldt te meer nu het duidelijk is dat dit onderdeel van het vertrekbeleid het daadwerkelijk vertrek geen stap dichterbij brengt, maar slechts sociale uitsluiting genereert en een illegaal bestaan, vaak onder een minimale humanitaire standaard. De gemeente heeft herhaaldelijk erkend dat zij een eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van mensen (en kinderen) die ten gevolge van de vreemdelingenwetgeving in een schrijnende humanitaire noodsituatie komen te verkeren. (zie bijvoorbeeld motie 717, van 14 december 2000). Ik meen dat een dergelijke situatie hier nadrukkelijk aan de orde is. Ik vraag u daarom dringend om in te grijpen in de in gang gezette ontruimingsprocedures.

Amsterdam,

F. L. M. van Haren

Terug naar "Asielzoekers uit ROA woningen"

Naar het Autonoom Centrum

 


De asielzoekers en hun verhaal

Fotos: Hilco Koke

Ammar's verhaal in 'Dwars door de buurt'
Ammar Salim Bashir Katlama

Uitspraak eerste rechtzaak
Rechtzaak

Ondanks Fatwa hier ongewenst
Ondanks Fatwa is Kwestan hier ongewenst