Een algemeen artikel over de huidige wereldsituatie.

Oorlog, crisis en kapitalisme

Geert Cool - 30 maart 2003

Einde van de stabiliteit

De stabiliteit en eensgezindheid van de burgerij in de jaren '90 is definitief doorbroken. De euforie van het kapitalisme na de val van het stalinisme is verdwenen. We zien een nieuwe golf van verzet tegen de effecten van dit systeem, maar zonder een duidelijk sterk politiek verlengstuk op dit ogenblik.

De enorme anti-oorlogsbeweging vandaag is mee het gevolg van de toename van conflicten tussen verschillende landen als gevolg van de kapitalistische crisis. We zagen vanaf eind jaren '90 de antiglobaliseringsbeweging, er waren ook de revoltes in Latijns-Amerika (denk maar aan de beweging in Argentinië of de bewegingen in Venezuela, Peru, Ecuador,…). Maar de anti-oorlogsacties brengen de beweging op een kwalitatief hoger niveau.

Het enorme anti-oorlogsprotest is een belangrijke factor in de wereldsituatie. Met 600 betogingen op 15 februari in de meeste landen en miljoenen deelnemers heeft het laten zien dat de burgerij op wereldvlak geconfronteerd wordt met een sterke potentiële vijand, de arbeiders en jongeren.

De breuk met jaren '90 is duidelijker geworden. De potentiële kracht wordt duidelijker. De uitdaging voor de linkerzijde is dan ook hoe dit potentieel kan benut worden. Hoe kunnen we de beweging vooruitbrengen en echte maatschappijverandering bekomen.

Een systeem in crisis

In de jaren '90 geloofden de kapitalisten dat de globalisering en een neo-liberaal model een nieuwe stap vooruit zou betekenen. Er was een overdreven vertrouwen in 'nieuwe technologie' die een mirakel zou betekenen voor de productiviteit. Er werd zelfs gesproken van het "nieuwe paradigma", het idee dat het kapitalisme erin geslaagd was om de meeste van haar interne tegenstellingen te overwinnen.

De globalisering heeft geleid tot een sterkere concentratie en monopolie-vorming. Midden jaren '90 controleerden 400 multinationals ongeveer 70% van de wereldhandel.

Vandaag is de euforie weg. De wereldeconomie komt in een nieuwe periode. De zeepbel is gebarsten. Japan is al 10 jaar aan het stagneren. De VS en Europese economie zitten aan de rand van recessie met weinig hoop op beterschap, "het einde van de tunnel" is nog niet in zicht. Integendeel, na Argentinië is de stabiliteit niet hersteld en de oorlog zou rampzalige economische gevolgen kunnen hebben in het Midden-Oosten en daarbuiten.

Op dit ogenblik is het consumentenvertrouwen erg laag. In Frankrijk is dit het laagste sinds mei 1997. De Franse begroting is negatief, er is geen overschot en er wordt niet echt gekeken naar de 3%-norm (de Europese norm dat een begroting niet meer dan 3% in het rood mag gaan) werd gezegd op 3 maart.

De dollar bereikt zijn laagste niveau in 4 jaar. Economen stellen vragen als de VS haar rol van 'save heaven' kan volhouden. Er wordt openlijk gespeculeerd over de mogelijkheid van het barsten van de zeepbel van de immobiliënsector in de VS door de hypotheken op overgewaardeerde huizen en "slechte leningen" (leningen waarvan de kans op afbetaling miniem is). Het consumentenvertrouwen in de VS is erg laag (bijna zo laag als in 1975). Sinds 2001 gingen er in de VS al 2 miljoen jobs verloren!

Het financiële weekblad 'The Economist' schreef hierover begin maart: "Economists are already fretting about the weak performance of most of the big industrial countries. Political uncertainty and structural problems have hindered growth prospects this year. An oil-price shock would at best slow recovery and at worst send the global economy back into recession." De discussie gaat niet meer over de vraag als er een recessie komt, die is er al. De enige vraag is als het een lange of een korte economische recessie zal zijn.

We zien dus dat globalisering niet heeft geleid tot het overwinnen van de tegenstellingen van het kapitalisme, maar wel de voorwaarden heeft gecreëerd voor een nog diepere crisis. Wat op zich voorwaarden creëert voor onstabiliteit, terrorisme,…

Bovendien zien we dat in een periode van crisis de rivaliteit tussen verschillende kapitalistische machten belangrijker wordt waarbij de 'nationale belangen' staan centraal.

Oorlog om olie en prestige

Het buitenlands beleid van de regering Bush wordt uitgestippeld door de American Enterprise Institute (een niet-verkozen orgaan gericht op de economische belangen van de multinationals). Iemand als Dick Cheney is ook direct gelinkt aan bedrijven met belangen in de oorlogsindustrie en zal met de oorlog enorme winsten kunnen opstrijken. Het contract voor de heropbouw van Irak is toegekend aan Halliburton. Het bedrijf die dikke winsten zal maken uit deze oorlog. Dick Cheney, vandaag één van de grote pleiters van de oorlog was van '95 tot 2000 bedrijfsleider van Halliburton, hij heeft er nog steeds tientallen miljoenen dollars aan aandelen.

Olie speelt een belangrijke rol in de oorlog. De Golfregio kan 60% van de olie op wereldvlak leveren. In Irak alleen al zijn 112 miljard vaten reserve en een potentieel van 215 miljard vaten reserve. Dat is meer dan gelijk wel ander land, behalve Saudi-Arabië. Met minstens 25 miljard dollar potentiële winsten per jaar, lijkt de investering van de oliebedrijven van 12,6 miljoen dollar in de presidentscampagne van Bush een goede investering…

Een bijkomende factor is de onstabiliteit in Saoedi-Arabië waar het regime onpopulair is en de islamfundamentalisten terrein winnen. Dit zorgde er bvb voor dat Saoedi-Arabië zich op de Arabische top van begin maart erg scherp opstelde.

Dat olie reden is, werd in april 2001 duidelijk gemaakt door Dick Cheney: "Saddam Hussein has ... demonstrated a willingness to threaten to use the oil weapon and to use his own export program to manipulate oil markets. Therefore the US should conduct an immediate policy review toward Iraq including military, energy, economic and political/diplomatic assessments."

In de aanloop naar de oorlog kenden de olieprijzen enorme sterke verschillen, direct gelinkt aan de oorlog. Op 27 februari stegen de olieprijzen met meer dan 2 dollar per vat tot bijna 40 dollar (het hoogste niveau sinds 1990 en ongeveer het dubbele van 1 jaar ervoor).

The Economist schreef op 2 maart dat dit peil van de olieprijzen zware problemen inhoudt voor de wereldeconomie. Het blad gaf meteen ook de reden aan voor de prijsstijging: de vrees dat de olie uit Irak niet meer zou uitgevoerd worden en de effecten van de oorlog op het Midden-Oosten.

Zeker op een ogenblik dat de oliereserves in de VS op het laagste niveau in jaren staan, er geen voor de VS betrouwbare regering is in het olieproducerend land Venezuela (waar Chavez aan de macht is), er ongerustheid is over de verkiezingen en mogelijke problemen daarbij in Nigeria (ook een belangrijke olieproducent),… wordt de controle over oliebronnen erg belangrijk.

Een langdurige hoge prijs kan volgens The Economist eenzelfde effect hebben als in 1978-1980 en 1973-74. Het weekblad Trends besloot alvast: "vergeet economisch herstel dit jaar". Bush en Blair rekenden voor de aanvang van de oorlog op een erg korte oorlog waarna de prijs van olie sterk zou dalen.

Nu al is duidelijk dat dit niet het geval zal zijn. De opmars van de VS en Groot-Britannië verloopt ondanks alle oorlogsretoriek in de propaganda-media veel moeilijker als ze hadden verwacht. De "optimisten" onder de burgerlijke economen worden hierdoor nu al in het ongelijk gesteld.

Een ander belangrijk element in deze oorlog is het element van de prestige. De enorme oorlogsvoorbereidingen en de investeringen in deze oorlog maken dat Bush en Blair niet terug konden. Ze moesten wel een oorlog beginnen om hun eigen prestige veilig te stellen. 260.000 VS-militairen (waar er nu nog eens enkele tienduizenden zullen bijkomen) en 48.000 Britse troepen terugtrekken zou een enorm gezichtsverlies betekend hebben en mogelijks geleid hebben tot het volledig ondermijnen van alle autoriteit van Bush en Blair bij het politieke establishment. De wil van de bevolking, zoals die duidelijk wordt in de massale anti-oorlogsprotesten, doet er voor hen niet toe. Zij willen hun "heilige oorlog" voeren.

Problemen voor de oorlog:

> Protestacties

De VS hebben het grootste leger ter wereld, een modern en sterk uitgebouwde militaire macht. Toch is het niet evident om zomaar ten oorlog te trekken en nog een overwinning te boeken daarbovenop.

Een belangrijke factor die het moeilijker maakt voor de VS en Groot-Britannië is de massale anti-oorlogsbeweging. De acties van 15 februari vormden een belangrijk moment. De omvang van de betogingen was enorm, het was de grootste internationale actiedag ooit. Nadien viel de beweging niet stil. Integendeel, er waren nog grote betogingen in zowat alle landen en ook in landen als Marokko, Pakistan,… De grootste acties waren er in de landen die de VS steunen: Groot-Britannië, Italië, Spanje, Australië. Deze beweging heeft zelfs een effect op de moreel in het leger, wat nog zal verergeren naarmate de oorlog moeilijker blijkt dan voorspeld in de propaganda van Bush en co.

> Politieke impact van de anti-oorlogsacties

Louis Michel was er als de kippen bij om na de acties van 15 februari te zeggen dat de regering daar niet zomaar aan voorbij kan. De Belgische regering neemt schijnbaar een anti-oorlogsstandpunt in, waarbij het zich veilig verschuilt achter Frankrijk en Duitsland. De Duitse premier Schröder kan het zich niet permitteren om de oorlog al te openlijk te steunen, dat zou immers een enorm effect hebben op zijn al niet te grote populariteit. Frankrijk heeft zoals geweten economische belangen in Irak en die belangen waren uiteraard belangrijker dan steun aan de VS-oorlog.

Hetzelfde zien we in Rusland (dat economische banden had met Irak) en China (dat vreest voor een te sterk unilateralisme van de VS en een beweging van studenten in eigen land wil vermijden, nu worden alle protestacties van studenten tegen de oorlog worden verboden!)

De standpunten van die landen zijn niet gebaseerd op morele overwegingen. Dat zien we bij het praktisch ondersteunen van de oorlog (denk maar aan het toelaten van de militaire transporten of de repressie in Brussel tegen de anti-oorlogsacties). Die landen proberen zich internationaal te positioneren waarbij ze de eigen economische en politieke belangen voorop stellen.

> Problemen voor New Labour in Groot-Britannië

Zelfs binnen Tony Blairs eigen New Labour zien we de impact van de anti-oorlogsbeweging. Ongeveer één derde van de parlementsleden van deze partij stemden tegen de oorlog. In het parlementaire debat over de oorlog had Blair het erg moeilijk. Gevraagd naar welke andere Eu-ropese sociaal-democratische partij de oorlog volledig steunde, kon hij enkel verwijzen naar de Poolse sociaal-democraten.

Binnen New Labour is een campagne "Labour against the war" opgezet en intussen namen reeds een aantal regeringsverantwoordelijken ontslag omdat ze het niet eens zijn met de oorlogspolitiek.

Het parlementslid George Galloway opende zelfs vaag de discussie over een andere politieke formatie, een brede linkse partij. Op een ogenblik dat ook binnen de vakbonden de druk toeneemt om meer afstand te nemen van New Labour, zal het idee van de noodzaak van een nieuwe arbeiderspartij snel terrein kunnen winnen.

Maar de tegenstand tegen de oorlog verloopt niet in een recht oplopende lijn. Er waren massale protesten in Groot-Britannië, maar nu de oorlog begonnen is, neemt de druk toe om zich achter "onze jongens" te scharen. Ook de Liberal Democrats, die op de grote anti-oorlogsbetoging van 15 maart een spreker mochten leveren, kwamen grotendeels terug op hun anti-oorlogsstandpunt.

Dit is wellicht slechts een tijdelijk fenomeen. In de VS zelf zagen we reeds hoe de eerste Amerikaanse doden een enorme impact hebben op het bewustzijn. De moeder van één van de vermiste soldaten verklaarde dat Bush wel eens mocht komen uitleggen waarom hij haar enige zoon heeft afgepakt.

De body-bags die terugkeren naar de VS en Groot-Britannië zullen een effect hebben. Er zullen vragen gesteld worden waarom deze oorlog nodig is en waarvoor de soldaten ginder sterven.

> Turkije: NAVO-bondgenoot van de VS moet parlement opzij schuiven voor oorlogssteun

In Turkije is de impact van de anti-oorlogsbeweging erg duidelijk. Ongeveer 90% van de bevolking is tegen de oorlog. Dit is nochtans in het land waarvoor NAVO-steun nodig was en dat door de VS naar voor geschoven werd als één van de meest betrouwbare bondgenoten.

De manier waarop de VS bondgenoten creëert werd erg duidelijk in Turkije. De VS probeert de steun gewoon te kopen. Ze boden 25 miljard dollar, maar Turkije vroeg 30 miljard en eist dat haar troepen Noord-Irak mogen binnenvallen.

In het parlement was er geen absolute meerderheid voor het toelaten van Amerikaanse troepen op het land. 264 parlementsleden stemden voor, 250 tegen en er waren 19 onthouden. Die stemming was vooral een uitdrukking van het feit dat de publieke opinie toch een zekere invloed had op de parlementsleden. Een gevolg van de stemming was echter dat de beurs in Turkije onmiddellijk met 12% daalde, dat er problemen zouden komen met IMF-leningen,…

De regering van de islamitische AKP-leider Erdogan heeft echter de mening van zijn bevolking en ook de beslissing van het parlement terzijde geschoven. Het luchtruim wordt opengesteld voor Amerikaanse troepen om zeker de dollars van de VS en het IMF niet te ontlopen.

De AKP maakt duidelijk dat zij geen alternatief bieden op het imperialisme. Integendeel, ondanks het enorme interne verzet zijn ze bereid tot een koehandel met de VS waarbij ze hopen een deel van de oliebronnen in Noord-Irak te kunnen controleren en tegelijk hopen dat ze door een invloed te hebben in Noord-Irak ook sterker zullen staan in hun aanhoudende strijd tegen de Koerdische bevolking.

> VS slaagt er niet in om VN-steun te krijgen voor oorlog

De VS weet dat een unilaterale oorlog een risico vormt, zeker met het oog op de publieke opinie. De zoektocht naar steun voor een tweede VN-resolutie was bijna wanhopig. Om Chili te overtuigen verklaarde Powell zelfs dat de coup in 1973 een zware fout was (toen was de VS betrokken in de coup tegen Allende waarbij de rechtse dictator Pinochet aan de macht kwam). De VS slaagde er zelfs niet in om Mexico te overtuigen. Nochtans is de Mexicaanse president Fox een voormalige manager in de leiding van Coca-Cola en was hij een goede kennis van George W. Bush.

De onzekerheid van de VS en Groot-Britannië wordt bijzonder duidelijk als de media bericht over het afluisteren van diplomaten van 'twijfelende landen' zodat VS en Groot-Britannië de situatie beter kunnen inschatten. Het gebrek aan internationale steun maakte dat de eerste dagen er slechts beperkte bombardementen waren. De VS en Groot-Britannië waren gedwongen om vrij voorzichtig tewerk te gaan.

Anderzijds wordt duidelijk hoe geprobeerd wordt om de VN te laten opdraaien voor de kosten van de humanitaire hulp in Irak.


Oorlog in Irak is moeilijker dan voorzien

Bush en Blair brachten een korte oorlog als ideale situatie naar voor. Maar VS-invasie is niet zoals in 1990-91. De bevolking in Irak is voorbereid op een langdurige strijd. Militair kan het Irakese leger niet op tegen de VS en Groot-Britannië, maar ze doen er alles aan om het hen zo moeilijk mogelijk te maken. Met de zware weersomstandigheden (zandstorm) en het verzet van de bevolking in de verschillende steden, wordt duidelijk dat ondanks het enorme militaire overwicht een snelle overwinning uitgesloten lijkt. Het verzet van de bevolking lijkt niet af te nemen. Integendeel, door de burgerslachtoffers die vallen is er net een groeiend verzet tegen de "bevrijder" die "democratie" en "vrijheid" wil komen installeren…

In Jordanië was er voor de oorlog een tentenkamp voorzien voor de vluchtelingen die verwacht werden uit Irak. In plaats van een toestroom van Irakese vluchtelingen naar Jordanië, is er echter een beweging van vrijwilligers uit Jordanië die naar Irak trekken om te gaan vechten tegen het Amerikaanse leger.

Als bovendien het leger zich in de steden verspreid om er een vorm van guerilla te voeren, zou ook het aantal Amerikaanse en Britse slachtoffers wel eens kunnen oplopen.

Op CNN en met de "ingebedde journalisten" probeert de VS een beeld te creëren van een snel oprukkend leger. Maar dit lukt hen niet. Het is duidelijk dat de aangekondigde snelle overwinning in Basra geen overwinning was. De stad is nog altijd niet in handen van de VS en Groot-Britannië.

Het is duidelijk dat de oorlog zorgt voor heel wat moeilijkheden voor Bush en Blair. Maar terugkrabbelen is voor hen niet meer mogelijk. Het zou een enorm prestigeverlies betekenen en hun positie verzwakken.


Oorlog met enorme gevolgen

Naast de catastrofe die aangericht wordt onder de Irakese bevolking en de totale vernietiging van dat land (met uitzondering van de olie-installaties uiteraard…), zijn er wereldwijd belangrijke politieke gevolgen van de opbouw naar de oorlog en de oorlog zelf. Hieronder halen we er een aantal aan.

> Verdeeldheid in de EU - perspectieven voor Europese eenmaking

Minister Flahaut deed een voorstel voor grotere Europese samenwerking op militair vlak, maar dit lijkt verderaf dan ooit tevoren! Wat zou een Europees leger vandaag betekenen? Dat een deel in Irak aan het vechten is en een deel niet?

In een periode van economische groei was een grotere eenmaking van Europa mogelijk, maar vandaag zien we dat de tegenstellingen aanwezig bleven.

Het wordt nu ook duidelijk hoe geprobeerd wordt verschillende landen uit te spelen. De uitbreiding naar het Oosten betekent een versterking van de positie van de VS. We schreven over de EU-uitbreiding eerder al:
"Het is onwaarschijnlijk dat de uitbreiding zal resulteren in de volledige integratie in de EU van alle kandidaat-lidstaten. Het vooruitzicht van een twee-, of zelf driebanden systeem is meer waarschijnlijk. De economische verschillen tussen deze landen en de EU, samen met de extreme politieke en sociale instabiliteit die bestaat in de meeste solliciterende landen betekent dat de uitbreiding en volledig EU-lidmaatschap, inclusief de invoering van de euro, niet leefbaar is voor de meeste van deze landen. Het zou te labiel zijn en zou tot te veel sociale conflicten leiden binnen de EU, dan goed is voor de belangen van het kapitalisme. Dit sluit uiteraard het volledig lidmaatschap van sommige landen niet uit. Lid zijn van de EU zal echter geen reddingsboei zijn voor deze landen of hen toelaten om 'het westen in te halen'."

Een aantal Oost-Europese regeringen scharen zich achter de VS in de hoop dat ze daar financieel voor beloond zullen worden. Wellicht willen ze ook de druk op de EU vergroten door de banden met de VS te versterken. In Oost-Europa zien we intussen dat er belangrijke sociale problemen zijn. In Polen is er bvb. een werkloosheidsgraad van 18%, de begroting had een tekort van 5% en er is een politieke crisis waarbij er momenteel een minderheidsregering van sociaal-democraten aan de macht is.

De oorlog en de verdieping van de tegenstellingen tussen verschillende Europese landen zal een belangrijke rem betekenen op de uitbreiding van de EU. Zowel in het "oude Europa" als het "nieuwe Europa" daalt de steun voor de EU. De Europese eenheid op zich komt in koelkast terecht. Het is duidelijk dat er enkel eenheid mogelijk is op basis van steun aan de VS, maar dan is er het probleem van de publieke opinie en de EU is al niet populair…

Vandaag horen we niet veel meer van de "European Defence Force". Het voorstel van Flahaut voor een Europees wapenagentschap zal daar niet veel aan veranderen…

Er wordt geleidelijk aan wat afgetast als er geen andere vormen van Europese samenwerking mogelijk zijn, met een beperkter aantal landen. De huidige EU heeft echter sterk aan belang verloren. De EU-top van Thessaloniki in Griekenland in juni 2003 zou wel eens bijzonder interessant kunnen worden. Zowel op vlak van de tegenacties (de anti-oorlogsbeweging staat bijzonder sterk in Griekenland) als op vlak van de tegenstellingen binnen de EU zelf.

> Crisis in Egypte

Egypte werd onder druk gezet door het imperialisme om toe te treden tot de wereldwijde golf van privatiseringen van voormalige, binnenlandse activa. Het resultaat was catastrofaal, toen 100 overheidsbedrijven verkocht werden aan investeerders tegen eind 1988 en de voorspelling van stijgende werkloosheid uitkwam. Er werd recent een rem op het project gezet om banen te beschermen. Dit heeft echter niet belet dat de situatie van stagnatie en massale werkloosheid gelijkaardig is aan die in het hele Midden-Oosten. In het Midden-Oosten en Noord-Afrika is de gemiddelde werkloosheid 15% van de beroepsbevolking.

Egypte is zo mogelijk nog meer een "worse case scenario" dan Saudi-Arabië. Dit land speelt samen met Israël een sleutelrol in de regio en is het meest bevolkte Arabische land. Het succes van het fundamentalisme in Egypte is omgekeerd evenredig met de verslechterende economische situatie. De steun voor dergelijke ideeën komt niet voort uit enig optimisme, maar uit een totale wanhoop over de staat van het land.

De hoogdagen van het Arabische nationalisme onder Nasser, na de revolutie van 1952, leken de deur te openen naar een meer zonnige en billijke toekomst voor de Egyptische massa. De staat was de motor van de ontwikkeling geworden. Bedrijven werden genationaliseerd - dit betekende echter geen beslissende breuk met het feodalisme en kapitalisme - en imperialistische super-uitbuiting werd ontmoedigd. De situatie toen - toen de overheid nog werk garandeerde voor elke afgestudeerde van de universiteiten of van de technische- en hogescholen - staat in schril contrast met de groeiende en ingebakken werkloosheid vandaag.

Zelfs de International Herald Tribune schreef over de vergelijking van toen en nu dat: "De grote overheidsinmenging resulteerde in enkele, ontzagwekkende verbeteringen in de sociale omstandigheden. De inschrijvingen in lagere scholen verdrievoudigden tot 90% in 1990 en kindersterfte daalde sterk." Na het begin van de privatiseringsgolf van 1991 werden honderd staatsbedrijven verkocht, wat resulteerde in een forse stijging van de werkloosheid. De Egyptische economie wordt nauwelijks boven water gehouden door de massale financiële interventies van het VS-imperialisme en deels ook door de Europese landen. De groei van het fundamentalisme heeft echter geleid tot het ineenstorten van de Egyptische toerisme-industrie, wat samen met de vertraging van de wereldeconomie en privatiseringen resulteerde in een catastrofale, economische situatie. De evolutie van de wereld-olieprijzen zorgde voor een daling van de hoeveelheid verkeer en daardoor ook van de inkomsten van het Suez-kanaal.

De realiteit is dat het neoliberale model dat het imperialisme wou opdringen aan de Arabische wereld in de jaren 1990 op zijn gezicht is gegaan, met verschrikkelijke economische en sociale gevolgen voor de 150 miljoen Arabieren.

Vandaag is repressie de enige uitweg voor het regime. De anti-oorlogsbetogingen worden onthaald op repressie. Bij de eerste acties waren er meer agenten aanwezig dan betogers. Nochtans is slechts 6% van de bevolking "VS-gezind". De spanningen nemen toe door de oorlog en de houding van de VS tegenover de oorlog van Sharon tegen de Palestijnen.

De druk van de bevolking brengt het regime in de problemen. De regering heeft echter niet toe. Ze krijgen jaarlijks immers 2 miljard dollar van de VS, enkel Israël krijgt meer.

> Crisis in Jordanië

Ook in Jordanië is er enerzijds een sterke anti-VS houding onder de bevolking en anderzijds sterke repressie tegen de beweging. De moslimfundamentalisten groeien sterk, onder meer onder de sterke Palestijnse groep in de bevolking.

Dat maakt dat koning Abdullah gedwongen wordt naar buiten uit een "zacht" standpunt in te nemen: voor meer inspecteurs en "meer tijd". Hij probeert zelfs staalhard te ontkennen dat Jordanië in de praktijk toelaat dat het land gebruikt wordt door de VS ondermeer om vliegtuigen over te sturen.

In heel het Midden-Oosten is er de mogelijkheid van bewegingen, vergelijkbaar met de revolutie in Iran in 1979 toen bij gebrek aan een degelijk politiek verlengstuk de islamfundamentalisten aan de macht konden komen. De regimes in landen als Egypte, Jordanië of Saoedi-Arabië zijn zo nauw verbonden aan de gehate Verenigde Staten, dat hun autoriteit sterk ondermijnd is.

Intussen merken we echter in Iran dat een regime van islamfundamentalisten geen enkel antwoord te bieden heeft en ook in diskrediet raakt. Bij de verkiezingen begin maart was er een opkomst van slechts 49%, in de hoofdstad (Teheran) zelfs van slechts 12%. President Khatami zei dat deze opkomst een uitdrukking was van ontgoocheling in heel het systeem.

In heel het Midden-Oosten zien we het ontstaan van een enorme oppositie. Maar deze heeft soms een vrij wanhopig karakter. Het islamfundamentalisme kan aan terrein winnen bij gebrek aan een partij van arbeiders, jongeren en boeren die consequent hun belangen verdedigt. Die elementen worden versterkt door het gebrek aan een "gemakkelijke uitweg" in de vorm van het Stalinisme (zoals dit tijdens de Koude Oorlog het geval was).


Wat na Saddam?

Een belangrijk punt van twijfel in de VS-rangen heeft betrekking op de periode nà Saddam. Schwarzkopf, generaal bij vorige Golfoorlog, is bijvoorbeeld erg onzeker. In de Washington Post (27 januari) zei hij dat de verklaringen van Rumsfeld hem wat nerveus maken omdat het leger misschien niet genoeg rekening houdt met de moeilijkheden van een grondoorlog. En zeker het scenario nà Saddam zorgt voor twijfel: "I would hope that we have in place the adequate resources to become an army of occupation, because you are going to walk into chaos".

Als er een korte of een lange oorlog nodig is, is niet de centrale vraag. Het zal sowieso lang duren eer er een stabiel lokaal regime kan gevestigd worden waardoor er voor een langere tijd een VS-aanwezigheid zal zijn. Dat zou ook enorm duur zijn: een troepenmacht van 75.000 tot 200.000 soldaten zou per jaar 17 miljard tot 46 miljard dollar kosten. De kost voor oorlog zou vooral voor de periode nà Saddam erg duur zijn (100 en de 600 miljard dollar voor het niet-militaire aspect).

Het scenario nà Saddam is een centraal punt van twijfel, het betekent dat de VS een Arabisch land zou moeten leiden. Hoe zal dit gezien worden in Irak? En hoe zal dit kolonialisme gezien worden in de rest van de regio en wereldwijd?


Hoe anti-oorlogsbeweging verder uitbouwen?
Velen zullen zich de vraag stellen of betogen wel voldoende is. In de Vietnam beweging creëerde de dreiging van werkonderbrekingen, stakingen en sociale onrust gecombineerd met de wereldwijde protesten en de militaire nederlagen een situatie waarin de burgerij afzag van het verder zetten van de oorlog. Voor de oorlog begon waren er op 15 februari reeds 30 miljoen betogers tegen de oorlog. Werkonderbrekingen in de VS, GB, . zouden een machtig wapen zijn om de burgerij verder onder druk te zetten.

Er waren al werkonderbrekingen in landen als Italië, Spanje,… Ook in België waren er korte werkonderbrekingen en de staking bij Caterpillar. Dit is erg belangrijk omdat het de rol van de arbeidersbeweging benadrukt. Als we de anti-oorlogsbeweging willen versterken moeten we ingaan tegen iedere poging om arbeiders en jongeren van verschillende landen tegen elkaar op te zetten. Maar door ons overal te richten tegen de oorlog en tegen onze regeringen die in de praktijk mee verantwoordelijk zijn (bvb door de wapentransporten) kunnen we een sterkere beweging opbouwen. Wij zijn het dan ook niet eens met slogans als "Yankee go home" of de boycotoproep van Amerikaanse producten. Dat soort oproepen behandelt de VS teveel als één monoliet oorlogszuchtige groep. Onze steun gaat uit naar de anti-oorlogsbeweging in de VS die reeds massaal betoogde. Vanuit die beweging moet ook in de VS de discussie aangegaan worden over stakingen en andere acties. Door aan dergelijke gezamenlijke acties te bouwen, kunnen we de anti-oorlogsbeweging het best versterken.


Conclusies
We zien een bijzonder onstabiele wereldsituatie. Het kapitalisme botst op de eigen grenzen en raakt in crisis waardoor oorlog en conflicten onvermijdelijk worden. Wat we vandaag zien is daar een voorbeeld van. Als we tegen de oorlog willen ingaan, moeten we ook tegen het kapitalisme ingaan dat leidt tot oorlog.

Een ander belangrijk punt is dat we overal een politiek vacuüm zien. De vraag naar een politiek verlengstuk voor de beweging moet opgeworpen worden als we de beweging willen vooruithelpen. Acties zijn immers niet voldoende, de vraag die moet gesteld worden is hoe we het enor-me potentieel van het anti-oorlogsverzet kunnen omzetten in een reële kracht tot maatschappijverandering waarbij het kapitalisme vervangen wordt door een socialistisch alternatief.