de identificatieplicht
Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, oktober 1998

Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, mei 1998

Succesvolle ID-campagne in Australie, december 1996

Discussie over de Identificatieplicht, maart 1996

Identificatieplicht, Maatwerk, maart 1996

Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, december 1995

ID in Engeland, december 1995

Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, september 1995

ID in de USA, september 1995

Identificatieplicht; Stand van zaken campagne, maart 1995

De Wet op de Identificatieplicht (WID)


maart 1996

Eindelijk duidelijkheid

Werknemers dienen hun paspoort aan de werkgever te tonen. In de vorige nieuwsbrief werd al aangekondigd dat één van de banenpoolers van het Autonoom Centrum een rechtszaak aan zou spannen tegen de werkgever, Buro Maatwerk. Deze rechtszaak werd in januari gewonnen. Maar wie dacht dat hiermee een eind aan deze soap zou komen, kwam bedrogen uit. Een overzicht.

In februari 1996 besloot Maatwerk de bezwarenregeling die bestond voor mensen die niet aan de identificatieplicht wilden voldoen, in te trekken. Maatwerk ging hier toe over omdat zij het financi‰le risico te groot vond. Bij controle door de fiscus zou namelijk kunnen blijken dat niet van alle werknemers kopi‰n in de administratie aanwezig waren. Zo kwamen per 1 mei 7 banenpoolers in het anoniementarief, waaronder drie werkzaam bij het Autonoom Centrum. Een kort geding van een werknemer tegen de beslissing van Maatwerk bij de rechtbank in Amsterdam ging verloren. De rechter vond dat eerst de Belastingkamer zich er maar eens over uit moest spreken. Dat gebeurde in een andere zaak, in september 1996. De Belastingkamer in Amsterdam bepaalde dat toepassing van het anoniementarief bij een werknemer aan wiens identiteit niet wordt getwijfeld, in strijd is met een artikel van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Na maanden van stug campagne voeren werd eindelijk weer een overwinning geboekt.

Persoonlijk gefeliciteerd

Op grond van deze uitspraak verzochten twee van de drie AC-banenpoolers Maatwerk over te gaan tot de normale inhouding loonbelasting. In ‚‚n geval liet Maatwerk weten ten onrechte 60% te hebben ingehouden, aangezien nader onderzoek had aangetoond dat deze werkneemster wel degelijk aan de door Maatwerk opgelegde verplichtingen had voldaan. In het andere geval hield Maatwerk voet bij stuk, en dus volgde er een zaak bij de kantonrechter in Amsterdam. De kantonrechter wees de voorlopige voorziening toe: Maatwerk werd verplicht met terugwerkende kracht tot 1 mei 1996 de teveel ingehouden loonbelasting terug te betalen. Maatwerk werd daarmee de eerste werkgever in Nederland die door de rechter gedwongen werd te stoppen met toepassen van het anoniementarief. Voor bijna iedereen die valt onder het arrondissement Amsterdam betekent de uitspraak dat toepassing van het anoniementarief niet meer mogelijk is.
Maatwerk jubelde in een persbericht naar aanleiding van de uitspraak dat er 'eindelijk duidelijkheid' was gekomen over wat een werkgever wel en niet mag doen. De directeur belde onze medewerker op om hem persoonlijk te feliciteren. Later die dag werd op verzoek van Maatwerk nog een datum voor een gesprek vastgesteld, omdat er bij Maatwerk behoefte bestond nog eens uit te leggen waarom zij zo gehandeld hadden sinds februari 1996.

Angst voor sancties

Tot onze verbazing kregen we een dag voor het gesprek weer een persbericht van Maatwerk: Maatwerk had toch bezwaar aangetekend tegen de uitspraak, waarmee zij onze werknemer dwong een bodemprocedure te starten tegen Maatwerk. In het persbericht werd gemeld dat Maatwerk in de procedure verder ondersteund zou worden door het Ministerie van Financi‰n. Een onbegrijpelijke stap als je het oorspronkelijke argument van Maatwerk (angst voor sancties) beziet. De uitspraak van de kantonrechter betekent immers dat Maatwerk helemaal geen risico's meer loopt indien zij het anoniementarief niet toepast. Omdat duidelijk is dat Maatwerk slechts handelt onder druk van de betrokken Amsterdamse wethouder (van der Aa) en het Ministerie van Financi‰n hebben wij het geplande gesprek afgezegd.
Wanneer de zaak opnieuw voor de rechter komt is onduidelijk, maar dat zou best wel eens een jaar kunnen duren.

Er lopen ondertussen nog een aantal andere zaken. Over de drie cassatiezaken bij de Hoge Raad is nog niets bekend. In maart zijn er opnieuw drie zaken voor de Belastingkamer geweest, twee in Den Haag en ‚‚n in Amsterdam. De eerste uitspraken daarin worden in april verwacht. Via de nieuwsbrief worden jullie verder op de hoogte gehouden.


zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish