Vluchtelingen

Opzet grensgevangenis

Dagelijkse praktijk

Medische zorg

Protesten

Vrijheidsbeperking

Uitzettingen

Het Reglement

Artikel 7a Vw

EVRM

Reacties

Conclusie



mei 1993, 1 jaar grensgevangenis

Vrijheidsbeperking
 
Bij de opening van de grensgevangenis op 6 april '92 is er sprake van een voorlopig Reglement grenslogies; het definitieve Reglement wordt pas op 14 januari '93 gepubliceerd en treedt op 1 april '93 in werking. In beide versies wordt geen melding gemaakt van de mogelijkheid tot straffen; daarentegen is er wel de mogelijkheid tot het treffen van 'maatregelen'. De gedetineerden hebben achteraf de mogelijkheid te klagen over de aan hen opgelegde maatregelen.
‘Onze taak is om binnen deze kaders, binnen de muren van dit gebouw, de mensen een opvang te bieden die niet alleen zo min mogelijk schadelijke gevolgen heeft, maar die indien mogelijk tevens een handreiking biedt - hoe bescheiden ook - voor nieuwe toekomstperspektieven, ook, of beter juist als die buiten Nederland liggen.’ (Kosto bij zijn openingstoespraak op 6 april '92)

ORDEMAATREGELEN

Het Reglement grenslogies kent geen straffen, slechts een aantal beperkende (orde)maatregelen. Één daarvan gaat over het plaatsen van een vreemdeling in afzondering. Dit is op last van de directeur mogelijk ‘...indien de vreemdeling hier om verzoekt, of indien en voor zolang als dit volstrekt noodzakelijk is teneinde zijn verblijf te verzekeren dan wel de veiligheid en orde in het grenslogies te handhaven’ (Reglement grenslogies, artikel 7a Vw sub 2a en b.). ‘Indien de tenuitvoerlegging van de in de in het tweede lid onder b bedoelde afzondering in het grenslogies op ernstige bezwaren stuit kan de directeur bevelen dat de afzondering in een andere ruimte als bedoeld in artikel 7a Vw , eerste lid van de vreemdelingenwet wordt ondergaan’.

In de Nota van Toelichting (NvT) bij het Reglement Grenslogies wordt één en ander verduidelijkt onder het hoofdstukje 'Interne bewegingsvrijheid'.
Daarin valt te lezen dat de ‘...interne bewegingsvrijheid slechts beperkt wordt voorzover dit in het belang is van een ordelijke gang van zaken. Hieronder vallen ook maatregelen in het belang van de bescherming van de gezondheid van de vreemdelingen, zoals voorzorgsmaatregelen in verband met besmettelijke ziektes’. Het ligt, volgens dezelfde NvT, voor de hand dat ‘...de vreemdelingen gedurende de voor de nachtrust bestemde uren in de aan hen toegewezen ruimten verblijven. Deze beperking is niet alleen wenselijk vanuit het orde-perspectief maar ook met het oog op de privacy-bescherming van de vreemdeling’. Om deze reden is ook de mogelijkheid gegeven voor de vreemdeling om plaatsing in afzondering te verzoeken. ‘Aldus is hij in staat een door hem minder gewenst verblijf in een groep te ontgaan’.
De bevoegdheid van de directeur tot plaatsing in afzondering, ook tegen de zin van de betrokkene, vloeit voort uit ‘...zijn verantwoordelijkheid voor het verzekeren van een ongestoord verblijf in het grenslogies en de handhaving van de veiligheid en orde aldaar’. Plaatsing in afzondering kan de uiterste maatregel zijn waartoe de directeur overgaat indien zijn bevelen in het kader van de ordehandhaving niet worden opgevolgd. Deze bevoegdheid kan hij niet delegeren. Bij zijn afwezigheid kan hij de uitoefening hiervan slechts overlaten aan zijn plaatsvervanger.

UITPLAATSINGEN

Duidelijk uit de toelichting wordt verder dat de afzonderingsmaatregelen in eerste instantie opgelegd dienen te worden in de grensgevangenis zelf; er worden twee gevallen genoemd waarin wegplaatsing geïndiceerd is. De eerste is dat het aantal in afzondering te plaatsen vluchtelingen de daartoe beschikbare capaciteit in de grensgevangenis te boven gaat. De tweede is wanneer er sprake is van een ernstig incident. In deze gevallen kan een vluchteling worden overgeplaatst naar een Huis van Bewaring, dat dan nog wel eerst aangewezen moet worden als ruimte ex artikel 7a Vw.

Probleem bij de uitplaatsing van gedetineerde vluchtelingen is juist artikel 7a Vw geweest. Bij de behandeling, in december '91, van het 'nieuwe artikel 7a Vw' komt het tot een discussie over de reikwijdte van het artikel. Het gaat de Kamer er vooral om dat artikel 7a Vw zou worden gebruikt voor detentie in de grensgevangenis en niet op andere plaatsen. Kosto vraagt zich in het debat af waar iedereen zich druk om maakt: ‘Waarom neemt U geen genoegen met mijn stelling dat het te bouwen Grenshospitium voldoende is voor Schiphol en voor Rotterdam? Komen er calamiteiten of komen er andere moeilijkheden dan ben ik geneigd andere ruimtes aan te wijzen. Alleen de omstandigheden waaronder dit gebeurt zullen al tot een kamerdebat nopen.’
Er is echter nooit een kamerdebat geweest over het aanwijzen van verschillende HvB-en voor de detentie van vluchtelingen.
Op 2 april '92 (dat is nog voor de opening van de grensgevangenis) worden het penitentiair ziekenhuis in Scheveningen en het HvB 'Het Veer' Amsterdam aangewezen als ruimte als bedoeld in art. 7a Vw. Dit gebeurt in dezelfde aanwijzing waarin de grensgevangenis als zodanig wordt benoemd. Een kamerdebat gaat hier niet aan vooraf. Op 29 juni '92 volgen de HvB-en 'De Weg', 'De Schans', 'Demersluis' en de vrouwentoren 'Singel 1', allen te Amsterdam (samen met 'Het Veer' beter bekend als Bijlmerbajes). Op 1 december '92 volgt, met terugwerkende kracht tot 30 november '92, het HvB 'Esserheem' in Veenhuizen en op 7 december '92 wordt het HvB 'De Zwaag' in Hoorn aangewezen. Op 29 maart '93 volgt het Penitentiair Centrum Nieuwersluis. In een jaar tijd zijn er dus negen ruimtes bijgekomen zonder ook maar één keer met de Kamer te overleggen. En dat niet alleen; ook de calamiteiten of andere problemen waar Kosto tijdens het Kamerdebat op doelt (en die begrepen moeten worden als een plotselinge stijging in het aantal asielverzoeken) hebben zich niet voorgedaan.
De praktijk is geweest dat tot en met 30 november '92 de maatregelen per definitie buiten de grensgevangenis zijn opgelegd. Ons zijn slechts enkele gevallen bekend waarin één van de isolatiecellen van de grensgevangenis zelf is gebruikt. Over het algemeen worden deze cellen gebruikt in afwachting van overplaatsing naar een HvB, zodat ze meestal slechts voor een aantal uur worden gebruikt.
Het is ons nooit helemaal duidelijk geworden hoe de afspraken zijn gemaakt die betrekking hebben op de overplaatsingen. Uit beklagzaken en uit mededelingen van zowel directieleden van de grensgevangenis als die van de Bijlmerbajes en Veenhuizen hebben we toch een indruk kunnen krijgen.
De directie van de grensgevangenis maakt liever geen gebruik van de twee isolatiecellen die de inrichting rijk is. Gebruik ervan zou volgens de directie leiden tot het creëren van 'martelaren' binnen de grensgevangenis, en tot onrust kunnen leiden bij landgenoten of mensen met wie de geïsoleerde op een afdeling verbleef. Gekozen is daarom voor afzondering op de isolatie-afdelingen van HvB-en. In een protocol van 29 oktober '92 (bijlage, bladzijde 48) is dat vastgelegd; bij afzondering komen mensen op de isolatie-afdeling voor de periode van een week, daarna wordt door de directie van de grensgevangenis bekeken of de geïsoleerde teruggeplaatst kan worden in de grensgevangenis. Kan dit niet, dan moet hij worden geplaatst op het 'paviljoen' in het HvB (dat wil zeggen onder normaal regime).
In eerste instantie is door de directies en Justitie net gedaan alsof deze afspraak niet bestond; er wordt gezegd dat mensen in isolatie gezet worden wegens cellentekort op de paviljoens. Daarna zegt men dat dit gebeurde omdat iemand die 'niet-handhaafbaar' is in de grensgevangenis dat ook niet zou zijn in een HvB.

Het overplaatsen leidt tot de vreemde situatie dat iemand terecht komt in een isolatiecel van een HvB, maar dat het Reglement grenslogies op hem van toepassing blijft. Nog in december '92 beweerde de directie van HvB 'De Schans' geen enkele zeggenschap te hebben over de behandeling van de overgeplaatste gedetineerde; die valt nog steeds onder de verantwoordelijkheid van de grensgevangenis. Hetzelfde wordt beweerd door de directie van HvB 'Esserheem'. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat de directie van de grensgevangenis toestemming moest geven voor het bezoeken van een geïsoleerde in Veenhuizen. De directie van Veenhuizen heeft daar geen bezwaar tegen, de directie van de grensgevangenis in eerste instantie wel. In de Bijlmerbajes leidt het er zelfs toe dat het een aantal dagen duurt voordat duidelijk is wie waar geïsoleerd zit; er wordt zelfs geen administratie bijgehouden van de mensen die uit de grensgevangenis zijn overgeplaatst. Ook hier is bezoek problematisch; in dit geval moet eerst toestemming komen van de directie van de grensgevangenis, maar moet daarna bezoek worden afgelegd volgens de regels van de Bijlmerbajes. Dit betekent dus geen bezoek, want mensen in isolatie mogen geen bezoek ontvangen. Pas na dagen aandringen en na ingrijpen van het ministerie wordt bezoek mogelijk. Het zou uiteindelijk pas eind januari '93 duidelijk worden wie de verantwoordelijkheid heeft over degenen die worden overgeplaatst; de directie van de inrichting waar de gedetineerde verblijft. Al die maanden daarvoor is de Bijlmerbajes gebruikt als facilitair bedrijf van de grensgevangenis.

Toch blijkt dit in april '93 slechts te gelden voor de Bijlmerbajes; bezoek aan de vluchtelingen die op 29 maart en 2 april '92 worden overgeplaatst naar Nieuwersluis is slechts te regelen via de directie van de grensgevangenis en daarom niet mogelijk.

KOSTO'S CALAMITEITEN

S.
Op 20 mei '92 komt de heer S. aan in de grensgevangenis. Hij verblijft op de A-afdeling. Op 18 juni wil hij een tijdschrift terugbrengen bij twee vrienden die verblijven op de B-afdeling. Hij wordt niet toegelaten en krijgt de opdracht terug te keren naar zijn eigen afdeling. Vervolgens ontstaat er een ruzie met personeelsleden, omdat S. het belachelijk vindt dat hij niet eventjes de afdeling op mag. In de ruzie roept S. volgens verklaringen van het personeel dat hij wel wil vechten.
Besloten wordt om S. de volgende dag over te brengen naar de Penitentiaire Inrichting Over Amstel (Demersluis), omdat hij 'niet-handhaafbaar' zou zijn in de grensgevangenis. Hij moet daar een week verblijven. Het vervoer naar de PIOA vindt plaats met handboeien om en met een stok in de broek. Hij is de eerste die wordt geaccepteerd door de Bijlmerbajes; daarvoor is overplaatsing steeds geweigerd door de Bijlmerbajes. Over de detentie in de PIOA wordt een klacht ingediend bij de commissie van toezicht. Bij de behandeling van de klacht wordt duidelijk dat er geen wettige grond is voor overplaatsing, aangezien de maatregel waarin de PIOA wordt aangewezen als ruimte ex artikel 7a Vw pas van kracht wordt op 29 juni '92 (dat is na zijn verblijf daar). De commissie weigert echter in te gaan op de vraag of overplaatsing naar een HvB sowieso rechtmatig is. Dit is de eerste klacht die werd ingediend over het overplaatsen van gedetineerden naar de PIOA. Ten tijde van behandeling in de commissie van toezicht is echter niet bekend dat de heer S.in isolatie heeft gezeten in de PIOA. Daarom wordt er slechts een vergoeding van 70 gulden toegewezen; tien gulden voor iedere dag dat hij in de PIOA zat. Dit bedrag was vrijwel zeker hoger uitgevallen als op dat moment bekend was geweest onder welk regime hij precies gezeten had. De 70 gulden heeft de heer S. overigens nooit gekregen; hij was tegen die tijd al uitgezet.

G.

11 september '92 krijgt de heer G. tijdens een partijtje voetbal ruzie met een andere gedetineerde. Omdat G. geen geweldige voetballer is, wordt hij door een ander uitgescholden, waarbij deze onder andere zegt dat G. wel een vrouw lijkt. Bovendien wordt G. hierbij beetgepakt aan zijn borst. G. duwt de man weg en besluit te gaan volleyballen. De man loopt achter hem aan, en bij het volleybal ontstaat er ruzie als de man tegen hem roept 'fuck your mother' (G. is door oorlogsgeweld in Liberia zijn hele familie kwijt geraakt). Er ontstaat een vechtpartij waarbij over en weer harde klappen vallen. De andere man wordt naar zijn kamer gebracht en ingesloten voor één nacht. G. wordt in een isolatiecel geplaatst. De volgende dag wordt G. overgeplaatst naar de isolatie-afdeling van 'de Schans' waar hij een week zit.
Ook hierover wordt een klacht ingediend. De klacht gaat over de vraag of het noodzakelijk was de maatregel op te leggen. G., die als enige wordt beschuldigd van agressief gedrag op grond van een melding van twee bewakers, wil tijdens de zitting graag getuigen horen die kunnen bevestigen dat niet hij de vechtpartij is begonnen. De directie ziet echter geen redenen te twijfelen aan wat in de melding staat, vindt het horen van getuigen overbodig, en wil indien wel getuigen worden gehoord ook personeelsleden laten getuigen. Voorts deelt de directie mede dat afzondering in de grensgevangenis niet mogelijk is (ondanks de aanwezigheid van twee isolatiecellen); de directeur vreest dat gebruik van deze cellen zal leiden tot een martelaarsrol voor degene die de maatregel opgelegd krijgt. Ook zou het kunnen leiden tot 'ongewenste groepstoestanden op grond van nationaliteit en verharding van het leefklimaat in de inrichting'. De behandeling van de klacht mag rustig wonderbaarlijk worden genoemd en de uitspraak schandalig. De commissie van toezicht volgt de redenatie van de directeur; ook zij ziet geen reden getuigen te horen, omdat volgens de commissie de melding gedetailleerd is en zorgvuldig weergeeft wat de bewaker heeft waargenomen. De bewaker zou bovendien geen belang hebben bij het anders weergeven van de feiten, aangezien het geen ruzie betreft tussen hem en een bewoner. Ook acht de commissie het niet onaannemelijk dat een dergelijke vechtpartij een verstoring van de orde en rust in de inrichting met zich brengt. Zij kan het dan ook billijken dat de directeur ter herstel van die orde G. bij wijze van maatregel voor de duur van één week heeft afgezonderd.

Niet eens is de commissie het met het standpunt van de directeur de maatregel buiten de grensgevangenis ten uitvoer te leggen; de maatregel zou binnen de inrichting ten uitvoer gelegd moeten worden. Maar gezien het feit dat de grensgevangenis dan nog in een 'aanloopperiode' verkeert, en daardoor problemen heeft met het creëren van interne mogelijkheden de maatregelen toe te passen, kan de commissie de overplaatsing naar 'de Schans' billijken. Volgens de commissie is een aanloopperiode van 5 maanden schijnbaar normaal. De klacht wordt vervolgens ongegrond verklaard.

Een klacht die wordt ingediend bij de commissie van toezicht bij 'De Schans' heeft aanzienlijk meer succes.
De directie van 'De Schans' verweert zich in deze zaak (die enkel gaat over het plaatsen in isolatie) door te zeggen dat er sprake was van een algemeen geldende regel, die er op neer kwam dat de eerste week van de overplaatsing automatisch isolatie betekende. Klagen over algemeen geldende regels kan niet, dus vindt de directie dat de klacht ongegrond verklaard moest worden. De algemeen geldende regel zou zijn afgesproken in een overleg tussen de directies grensgevangenis en Bijlmerbajes op 9 september '92, en zijn vastgelegd in het protocol van 29 oktober '92. De beklagcommissie beschouwt dit echter als een mondelinge afspraak, en concludeert dat in dit geval isolatie niet nodig was geweest. Bovendien is er helemaal geen sprake van een opdracht tot afzondering, maar slechts van een opdracht tot overplaatsing. De commissie beschouwt het als de verantwoordelijkheid van de directie van 'De Schans' te beslissen onder welk regime iemand komt te zitten. Deze uitspraak van 27 januari '93 maakt dus tevens een eind aan de onduidelijkheid wie er verantwoordelijk is voor de geïsoleerde vluchteling. 'De Schans' is tegen de uitspraak in beroep gegaan, maar heeft het beroep kort voor de behandeling ingetrokken.

A.A.

Op 27 september '92 krijgt A. woorden met een vrouwelijk personeelslid over het gebruik van een radio-cassetterecorder. Hij heeft het apparaat meegenomen naar zijn kamer, hetgeen volgens de bewaakster niet toegestaan is. De bewaakster klaagt bij de directeur over A.. Deze besluit A. te bestraffen met een week isolatie in de PIOA. A. probeert in een gesprek met de directeur de straf nog af te wenden door voor te stellen dan maar celarrest te krijgen in de grensgevangenis zelf. De directeur zegt dat dat niet mogelijk is; de maatregel is immers al ondertekend.
A. wordt voor één week naar 'de Schans' gestuurd. De reden die wordt gegeven op de maatregel die hem wordt uitgereikt luidt:

'op grond van de overweging dat: U op 26 en 27 september meerdere malen en op ernstige wijze vrouwelijk personeel bedreigde, en weigerde opdrachten van hen aan te nemen.'

A. wordt geboeid overgebracht naar 'de Schans', waar hij op de isolatie-afdeling terecht komt. In de week dat hij daar verblijft wordt hij een kwartiertje per dag gelucht, in een leegstaande cel op dezelfde afdeling. Op zijn vraag waarom hij slechter wordt behandeld dan criminelen krijgt hij te horen dat dat nu eenmaal de regels zijn. Op zijn bellen voor water wordt niet gereageerd; een bed is er niet, slechts twee dekens worden 's avonds uitgereikt. De cel is smerig, maar ondanks zijn verzoek worden geen schoonmaakspullen uitgereikt. Ook een verzoek om pen en papier levert geen reactie op. Bij terugkeer in de grensgevangenis, op 6 oktober, neemt A. eerst een douche. Als hij klaar is met douchen en de gang op loopt komt hij de bewaakster tegen die over hem had geklaagd bij de directeur. Zij vraagt hem cynisch hoe het was 'in de echte gevangenis'. A. vertelt haar dat hij niet meer met haar wil praten, omdat praten met haar hem een week isolatie heeft opgeleverd. En, zo voegt A. daar aan toe, hij zal de anderen ook adviseren niet meer met haar te praten. Twee uur later wordt A. opnieuw bij de directeur geroepen. Daar ligt de volgende maatregel voor hem klaar;

'Één week overplaatsing naar HvB de Weg, evt. te verlengen met één week. Op grond van de overweging dat: U terstond na terugkeer uit de PIOA opnieuw problemen maakte met het vrouwelijk personeel en een zeer slechte invloed op de andere bewoners had'.

De cel in 'de Weg' (natuurlijk op de isolatie-afdeling) is zo mogelijk nog slechter dan de eerste. Bij aankomst in zijn cel blijkt de toilet verstopt; dat wordt weliswaar verholpen, maar de cel wordt niet schoongemaakt en A. mag dat ook niet zelf doen. Zodoende zit hij een week in de stank. Het dreigement nog een derde week in een isolatiecel opgesloten te worden wordt gelukkig niet uitgevoerd. De weigering echter om hem pen en papier te geven maakt het praktisch bijna onmogelijk over de eerste week te klagen binnen de daarvoor gestelde termijn van 14 dagen. Er wordt uiteindelijk door hem in samenwerking met ons wel een klacht ingediend, maar omdat A. anderhalve week voor de behandeling van de zaak op straat gezet, wordt behandeling op de lange baan geschoven. De commissie van toezicht heeft bij monde van de secretaris laten weten dat de commissie zich niet kan beroepen op jurisprudentie en zelf haar weg moet zoeken. De advocaat van A. heeft eind april '93 over de ingediende klacht nog niets gehoord; op deze manier laat een eigen jurisprudentie natuurlijk wel erg lang op zich wachten, en maakt de commissie ook zelf van de beklagmogelijkheid één grote schijnvertoning.

A.A. houdt ernstige klachten over aan zijn twee weken durende isolatie. Als hij terugkomt in de grensgevangenis kan hij nauwelijks nog normaal lopen, omdat hij het al die weken zonder bed heeft moeten stellen. Erger is nog dat hij last krijgt van zijn ogen. In de isolatiecel brandt 24 uur per dag het licht. A.A., die al last van zijn ogen had omdat hij ondanks herhaaldelijke verzoeken geen bril had gekregen, was zodoende gedwongen de rest van zijn verblijf in de grensgevangenis (bijna twee maaden) het licht op zijn cel uit te laten.

DE TIEN VAN 30 NOVEMBER

Op 30 november '92 doet de Landelijke Bijstandsbrigade Delinquentenzorg een inval in de grensgevangenis. Over de aanleiding van dit optreden kun je elders in deze brochure lezen. De LBB arresteert tien vluchtelingen; sommigen worden gericht opgepakt, anderen hebben de pech te protesteren tegen het optreden van het team en worden ook afgevoerd. Vijf van de tien worden afgevoerd naar de PIOA, vijf naar Veenhuizen. De vijf in de PIOA krijgen nog dezelfde avond bezoek van Politiek, die hen een maatregel uitreikt (zie bijlage, bladzijde 48 ).
Het duurt dagen voordat we kunnen achterhalen wie waar zit. Tegen die tijd zitten er in de PIOA nog maar twee; één is doorgelaten naar een Opvangcentrum, twee anderen worden na twee dagen op straat gezet zonder papieren en geld en krijgen de opdracht Nederland te verlaten. De twee anderen verblijven eerst in isolatie in 'Het Veer', de afdeling voor psychiatrische patiënten. Uiteindelijk komen zij terecht in 'De Weg' en 'De Schans'. Zij zullen negen dagen in isolatie verblijven voordat zij worden overgeplaatst naar de paviljoens onder beperkt regime. De vijf in Veenhuizen zitten twee dagen op de isolatievleugel. Daarna worden zij overgeplaatst naar strafcellen, en vervolgens naar het HvB 'De Zwaag' in Hoorn. Tegen de overplaatsingen wordt door diverse advocaten bezwaar aangetekend bij respectievelijk de Raadkamer te Assen en de Raadkamer te Amsterdam. De Raadkamer Assen doet op 14 december uitspraak in de zaak die namens twee overgeplaatsten was aangespannen. Zij komt tot vrijspraak op formele gronden; de twee hadden alleen de aanwijzing gehad zich op te houden in de grensgevangenis, niet in Veenhuizen. Dat betekent dat ze sinds 30 november onrechtmatig worden vastgehouden. De twee krijgen bovendien een schadevergoeding toegekend; de één van 900 gulden (die was al vrijgelaten) de ander van 1400 gulden. Deze laatste verblijft op dat moment in 'De Zwaag' te Hoorn, en wordt zonder geld en papieren op straat gezet. In hoger beroep wordt het toekennen van een schadevergoeding door de rechtbank vernietigd.

De Raadkamer Amsterdam komt op 15 december met haar beschikking. Deze leidt tot de onmiddellijke invrijheidstelling van de twee die dan nog in de Bijlmerbajes verblijven. Volgens de Raadkamer voorziet artikel 7a Vw slechts in detentie in de grensgevangenis, en lijkt het regime in een HvB absoluut niet op dat in de grensgevangenis. Daarom is detentie in een HvB onrechtmatig. De twee worden op straat gezet zonder papieren of geld. Vlak voor hun vrijlating worden wij gebeld door een personeelslid van de PIOA, omdat één van de twee helemaal overstuur is en weigert de gevangenis te verlaten. In het gesprek dat volgt deelt het personeelslid ons mede dat tot 16 december alleen al in één toren van de PIOA ongeveer tien vluchtelingen in isolatie hebben gezeten, waarvan één negen dagen en direkt daarna is gedeporteerd. De isolatiecel is een kale cel met een schuimrubberen matras, waar 24 uur per dag het licht brandt. Om de vier uur komt iemand kijken hoe het met de geisoleerde is. Verder beklaagt het personeelslid zich erover dat er geen duidelijke richtlijnen bestaan ten aanzien van de vluchtelingen en dat ze het niet kunnen hanteren.

Vlak voor kerst doet de Raadkamer Alkmaar een bijna identieke uitspraak, die nog iets verder gaat dan die van de Raadkamer Amsterdam, in de zaak van één van de twee die nog vastzitten in HvB 'De Zwaag'. Deze man wordt echter niet op straat gezet wordt; dat zou volgens Justitie inhumaan zijn in verband met de naderende kerst. In plaats daarvan gaat hij terug naar de grensgevangenis, omdat er op dat moment geen plaats zou zij in een OC. Pas na kerst wordt hij overgeplaatst naar een OC.

De laatste die vastzit komt niet vrij. Zijn advocaat is in eerste instantie niet geneigd iets te doen omdat zijn cliënt ooit te kennen heeft gegeven wel teruggestuurd te willen worden naar Nigeria. Vlak voor kerst besluit hij toch een kort geding aan te spannen, omdat zijn cliënt dan al ten onrechte drie weken in een HvB verblijft. Op 6 januari komt aan het eind van de ochtend het bericht dat het kort geding zal dienen op 6 januari, 's ochtends om 11 uur! Die zaak wordt dus verloren omdat de vluchteling zich niet kan laten verdedigen door een advocaat. De man wordt kort daarna uitgezet naar Nigeria.

De Officier van Justitie gaat in beroep tegen de uitspraak van de Raadkamer Amsterdam. Het Hof komt in een beschikking op 15 april '93 tot de schandalige conclusie dat overplaatsing naar een HvB wel kan; de directeur van de grensgevangenis heeft die bevoegdheid nu eenmaal de Schans is nu eenmaal aangewezen als ruimte ex artikel 7a Vw. Het Hof beroept zich tevens op de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) van 14 januari '93 (het definitieve Reglement grenslogies), en gaat dus voor het gemak voorbij aan het feit dat deze zaak speelde in december '92. Bovendien gaat het Hof totaal niet in op het zwaardere regime in een HvB (automatisch isolatie) en weigert zij te toetsen of er wel gronden waren voor overplaatsing. De enige nuancering in het vonnis is dat het Hof vindt dat dergelijke maatregelen niet met een automatische herhaling voor de duur van 30 dagen kunnen worden opgelegd. Als het aan het Hof ligt kunnen vluchtelingen uit de grensgevangenis dus gewoon 30 dagen in isolatiecellen in een HvB worden geplaatst als de directeur dat voor de orde en de rust in de grensgevangenis noodzakelijk acht.

DE DERTIEN VAN 29 DECEMBER

Op 29 december wordt in een leegstaande cel aan het eind van de deling A2 een bewaker van achteren door iemand aangevallen en verwond met een scherp voorwerp. Op dat moment zijn op dat deel van de afdeling drie vluchtelingen aanwezig die TV zitten te kijken. De rest van dat deel van de afdeling is elders. Één persoon bevindt zich bij het Bureau Sociale Dienstverlening (BSD), anderen zijn op de binnenplaats of aan het voetballen. Dat er iets op hun afdeling aan de hand is wordt hen duidelijk als een hoop bewakers naar de A2 rennen. De meeste vluchtelingen gaan kijken wat er aan de hand is en worden direkt ingesloten in hun cel.
Diezelfde nacht worden alle 36 vluchtelingen op de A2 over het gebeurde ondervraagd. Groot probleem is echter dat de bewaker, die gewond is geraakt aan zijn gezicht, niet heeft gezien wie hem heeft aangevallen; hij heeft zelfs niet gezien of de dader wit of zwart was. De vluchtelingen die wij gesproken hebben, en die zeggen door de interim-directeur verhoord te zijn, hebben echter ook niets gezien. De directeur denkt evenwel dat de aanval afgesproken werk is. Een deel van de vluchtelingen wordt nog dezelfde avond overgeplaatst naar de B-vleugel; alle Afrikanen op het betreffende deel van de afdeling A2 en vier anderen krijgen een maatregel opgelegd, die volgens de interim-directeur pas zal worden opgeheven als bekend is wie de bewaker heeft aangevallen. Als dat binnen twee weken niet bekend is zal de politie er bij worden gehaald. Ondanks het advies van verschillende vluchtelingen om dat direct te doen gebeurt dit niet. De maatregel die wordt opgelegd aan 13 mensen voor onbeperkte tijd, houdt het volgende in:
  • -Het is niet toegestaan telefonisch contact te hebben en dus ook geen telefoon te ontvangen.
  • -Het is niet toegestaan om bezoek te ontvangen, advocatenbezoek is wel toegestaan.
  • -Het is niet toegestaan om het paviljoen te verlaten en om aan activiteiten buiten het paviljoen deel te nemen. U wordt in de gelegenheid gesteld een half uur per dag in de buitenlucht te vertoeven
  • -De maaltijden zullen door bewoners van het paviljoen A2 op een apart tijdstip in de eetzaal genuttigd worden.
Gevolg van deze maatregel is dat in ieder geval één persoon die kort daarna zijn kort geding heeft geen contact met zijn advocaat kan opnemen. Over deze maatregel zijn verschillende klachten ingediend. Overigens wordt de maatregel na een week opgeheven. De redenen voor opheffing zijn net zo onduidelijk als de redenen voor het opleggen.

De eerste klacht die hierover wordt behandeld is door de commissie van toezicht gegrond verklaard. Als formele reden wordt aangevoerd dat de uitgereikte maatregel in een voor de gestrafte niet begrijpelijke taal is gesteld (namelijk de Nederlandse). Inhoudelijk voegt de commissie er in haar uitspraak nog aan toe dat het ontbreken van een dader geen reden mag zijn een heel paviljoen te straffen. Schadevergoeding wordt niet toegekend; de commissie besluit daar wel toe, maar degene die heeft geklaagd is al op straat gezet en verdwenen.
Van het verwonden van het personeelslid is volgens adjunct-directeur Politiek aangifte gedaan bij de politie. De politie verlangt daarop een verklaring van de betrokken bewaker. Volgens de directie is deze nogal 'overstuur' en hij heeft pas eind januari (nadat bekend is dat de klacht was ingediend) een schriftelijke verklaring aan de politie toegezonden. Voorzover wij weten heeft de politie er niets mee gedaan.

DE TWEE VAN 10 JANUARI

Op tien januari '93 lopen vijf vluchtelingen op de binnenplaats. Rond 21.00 uur komt een bewaker naar buiten met de mededeling dat het bijna tijd is. Omdat het nog geen tijd is, zegt één van de vijf (J.) tegen de bewaker dat hij maar moet terugkomen als het echt tijd is. Twintig minuten later komen een aantal bewakers naar buiten die zich zonder aarzeling storten op J. , en proberen hem naar binnen te sleuren. Een andere vluchteling die tussenbeide komt (G.) wordt in elkaar geslagen en ook naar zijn cel gesleurd. J. krijgt een maatregel opgelegd in de grensgevangenis.
De maatregel houdt het volgende in:

‘...plaatsing in algehele afzondering op de eigen kamer, of een kamer hiervoor aangewezen. Deze maatregel heeft de duur van een maand en kan verlengd worden. Dagelijks wordt bekeken of deze maatregel nog nodig is.’
 
 

Op grond van de overweging dat:

‘U op 10-01-'93 weigerde terug te gaan naar uw kamer en u de vreemdelingenbegeleiders uitdaagde, door te roepen: Call the police, of woorden van gelijke strekking. U al enige tijd uw ongenoegen over uw verblijf alhier op niet juiste wijze kenbaar maakt. Er al geruime tijd sprake is van onrust op de unit A2 en medebewoners aangeven, dat u bij hen onrust veroorzaakt, door hen op te stoken tegen het in het Grenshospitium gevoerde regime. Om de orde en rust binnen deze unit te kunnen herstellen".

De maatregel is overigens ondertekend met de naam van de directeur die al sinds begin november niet meer werkzaam is in de grensgevangenis.

G. raakt bij de vechtpartij gewond aan zijn hoofd, en wordt zonder verpleging opgesloten in zijn cel. De volgende dag wordt hij geboeid overgebracht naar HvB 'Demersluis'. Drie dagen later wordt hij overgeplaatst naar een isoleercel in de grensgevangenis zelf, voor een periode van twee dagen. Er is hem geen maatregel uitgereikt. De adjunct-directeur vertelt hem na afloop van zijn straf nog dat hij weer geïsoleerd zal worden bij wangedrag. Op G.'s vraag wat 'wangedrag' dan wel mag zijn antwoordt de adjunct-directeur ‘...als je niet luistert’.

J. heeft een klacht ingediend tegen de maatregel; hij is echter op 15 februari op straat gezet zodat de behandeling nog wel even op zich zal laten wachten. Ook G. heeft ondertussen geklaagd. Ook de behandeling van zijn klacht zal wel even op zich laten wachten; G. is op 17 maart naar Lagos, Nigeria gedeporteerd, door Nigeria geweigerd en op de 18e teruggekomen. Op Schiphol heeft hij te horen gekregen dat hij Nederland binnen 24 uur moet verlaten.

J.J.

Op maandag 15 maart vraagt J.J. aan een van de gedetineerden of hij een blikje cola van diens kamer mag pakken. Dat mag. Op het moment dat J.J. binnen is gaat het brandalarm af; iemand heeft voor de grap sigaretterook in een van de brandmelders op de gang geblazen of er zijn aansteker tegen aan gehouden. J.J. wordt beschuldigd van het opzettelijk laten afgaan van het alarm. Bovendien wordt hem verweten dat hij zich zonder toestemming bevond in de cel van een ander, zich daar zonder toestemming een blikje cola toeëigende, en er wordt hem verteld dat hij voortaan zijn cola zelf moet kopen in de winkel.
Bovendien wordt hij beschuldigd van voortdurend agressief gedrag tegenover het personeel en van intimidatie van medegevangenen: Een hele waslijst aan beschuldigingen. Hij wordt dan ook voor straf voor een dag opgesloten in zijn kamer. Volgens J.J. is hij gestraft omdat hij te mondig is.

DE ZES VAN 29 MAART

Over het gebeuren van 29 maart kun je elders (hoofdstuk 5) in deze brochure lezen.

Na de overplaatsing van de zes gebeuren er verschillende dingen. De heer M. wordt na verhoor in Nieuwersluis direkt weer teruggebracht naar de grensgevangenis. Hij heeft geen verklaring afgelegd, en weet zelf niet waarom hij terug moet terwijl de anderen moeten blijven.

J.J., die door de directie wordt beschouwd als leider, wordt verhoord over plannen tot brandstichting en gijzeling. Omdat hij van niets weet kan hij niets vertellen. De adjunct-directeur Politiek, die hem verhoort, denkt echter dat J.J. wel meer weet. Al vrij snel in het verhoor zegt Politiek hem dat het afleggen van een verklaring zijn asielverzoek positief zal beïnvloeden; Politiek biedt hem persoonlijk de zekerheid dat hij zijn zaak zal winnen. Hij moet dan alleen wel even vertellen wie er in de grensgevangenis betrokken waren bij 'het plan' en wie hen van buitenaf op dat idee heeft gebracht. J.J. reageert door te eisen dat hij zijn advocaat wil spreken en dat hij niets wil verklaren voordat duidelijk is wat hem ten laste wordt gelegd. Ten slotte vraagt Politiek hem een in het Nederlands gestelde tekst te ondertekenen, maar omdat Politiek hem niet kan uitleggen wat er staat weigert J.J..

De volgende dag wordt J.J. buiten de poort van Nieuwersluis gezet, met de opdracht Nederland binnen 24 uur te verlaten.
Een ander wordt later verhoord. Hij heeft net als J.J. Politiek nog nooit gezien, maar terwijl Politiek zich aan J.J. nog voorstelde als directielid stelt hij zich aan C. voor als 'crime-investigator from Schiphol'. Alleen deze presentatie is al een intimidatie, omdat 'Schiphol' bij de vluchtelingen slechts een beeld oproept van de plaats waar alle ellende begonnen is en van waar je gedeporteerd wordt. Ook C. verklaart echter niets en eist eerst zijn advocaat te zien.
De heer O. wordt na enkele dag doorgelaten naar een OC.

In eerste instantie krijgen de zes geen maatregel uitgereikt.
Wel wordt er proces-verbaal opgemaakt door een adjunct-onderofficier van de marechaussee, die werkt als Hoofd Doorlaatpost op Schiphol. Hij is belast met grensbewaking en vanuit die functie gemachtigd een plaats aan te wijzen waar vreemdelingen zich moeten ophouden.
Het proces-verbaal vermeldt dat betrokkene het voornemen had ‘...om op 29 maart, om 16.00 uur, subversieve akties te ondernemen, brandstichting en of gijzeling van personeelsleden, teneinde op gewelddadige wijze de inrichting te verlaten.’
Het proces-verbaal vermeldt bovendien nog iets wat normaal niet thuishoort in een proces-verbaal maar in een maatregel van directiezijde: ‘Voor wat betreft het regime in deze inrichting zal zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij het Voorlopig Reglement grenslogies, voorzover de gelaste uitplaatsing en overbrenging als ordemaatregel zich daarmede verdragen. Betrokkene is mondeling in de Engelse taal mededeling gedaan dat: - hij zodra zijn gedrag dit toelaat wordt teruggeplaatst in de oorspronkelijk aangewezen ruimte’.

De eerste dag verblijven de zes inderdaad onder een aan de grensgevangenis vergelijkbaar regime in Nieuwersluis. De directeur van de grensgevangenis laat dit zelfs vol trots aan journalisten weten. Wat hij niet laat weten, is dat na een dag door hem er alsnog maatregelen worden uitgereikt tot afzondering aan de zes. Zodoende is er alleen de eerste twee dagen sprake van een vergelijkbaar regime. Wij kunnen hen bellen, zij kunnen zich in met de grensgevangenis vergelijkbare vrijheid bewegen. Dat is daarna afgelopen.
Zij zitten na de tweede dag bijna 24 uur per dag op een cel zonder sanitair en wastafel; ze moeten gevangeniskleding (overall) dragen; ze worden niet gelucht; douchen kan slechts eens in de vier dagen; en er is géén t.v.. Het is zelfs zo erg dat ze niet zelf een nummer mogen draaien als ze willen bellen, dat doet de bewaker.

Een van de drie (een Liberiaan) wordt kort na de zitting van de Raadkamer op woensdag 7 april gedeporteerd naar Nigeria. Zijn kort geding was een week daarvoor ingetrokken door zijn advocaat; Justitie heeft deze man dus een week voor niets in isolatie gehouden.

De laatste twee worden door de Raadkamer Utrecht op vrije voeten gesteld. Dat betekent dus dat ook zij op straat worden gezet. Als de advocaten zich daar later over beklagen zegt Justitie dat zij een foutje hebben gemaakt en dat de twee naar een OC kunnen.

DE VIJF VAN 2 APRIL

Op 2 april worden opnieuw vijf vluchtelingen naar Nieuwersluis overgebracht (voor de aanleiding, zie hoofdstuk 5). Ook zij worden beschuldigd van brandstichting.
Zij komen direkt onder het regime waar dan de overgebleven drie van de maandag onder vallen: volstrekte isolatie.
Van deze vijf wordt er één na een week gedeporteerd, een ander wordt al snel teruggebracht naar de grensgevangenis. De overige drie blijven ruim drie weken in isolatie, tot de Raadkamer Utrecht op 23 april '93 ook hun invrijheidstelling beveelt.

We willen benadrukken dat dit geen volledig overzicht is van het gebruik van isolatiemaatregelen. Zo is er bijvoorbeeld nog het voorbeeld van de heer M., een Zaïrees die een week isolatie heeft gehad omdat hij erin was geslaagd kort voor zijn uitzetting zijn papieren aan de handen van de marechaussee te ontfutselen op Schiphol en in brand te steken. Dit is overigens een duidelijk geval waarin geen sprake was van 'verstoring van rust en orde in het Grenshospitium'. Zijn klacht is dan ook gegrond verklaard en hij heeft financiële compensatie voor die week gehad.

TRANSITISOLATIE

Een bijzondere vorm van straf treft diegenen die na een mislukte poging tot uitzetting terecht komen in de transitafdeling van de grensgevangenis. Deze afdeling is bestemd voor mensen wiens asielverzoek na aankomst op Schiphol kansloos wordt ingeschat. Tot een jaar geleden moesten zij in de transitruimte op Schiphol hun interview met een contactambtenaar van Justitie afwachten. Naar aanleiding van de toestand rond het overlijden van Mevr. Muluta is besloten dit wachten voortaan in de grensgevangenis te laten gebeuren.
Meerdere mensen zijn na een mislukte deportatie in de transit geplaatst. De duur van hun verblijf op de transit varieerde van twee dagen tot ruim een week. De transitafdeling is een gesloten blok; je mag weliswaar je cel af, maar je mag niet sporten, recreëren of in contact komen met mensen op de andere afdelingen. Eén keer per dag mag je bellen met je advocaat. Het is in feite een vorm van afzondering als antwoord op een mislukte deportatie.

We horen voor het eerst dat dit gebeurt bij een van onze bezoeken aan de grensgevangenis in december. Een van de mensen die we dan mogen bezoeken, een Liberiaan, blijkt al zeven dagen op de transit te verblijven. Voordien had hij bijna twee maanden doorgebracht op een van de vleugels van de grensgevangenis.

De dag voor zijn deportatie is hij bij het BSD geroepen met de mededeling dat hij naar zijn land zou worden teruggevlogen. Hij heeft daar geen bezwaar tegen. Als hij echter op Schiphol merkt dat het vliegtuig naar Nigeria gaat weigert hij in te stappen, samen met een andere Liberiaan die tegelijk met hem is weggebracht. De marechaussee, die niet gerekend heeft op enige vorm van verzet, besluit de twee terug te brengen naar de grensgevangenis. Daar komen ze op de transit terecht.
Bij toeval ontmoeten we hen weer. De advocaten van de twee zij niet op de hoogte gesteld en verkeren op dat moment in de veronderstelling dat beiden in Nigeria zijn. Beiden zijn na ruim een week alsnog uitgezet.
Een andere Liberiaan wordt in maart uitgezet naar Nigeria, samen met een groep van 23 Nigerianen die niet verder zijn gekomen dan de paspoortcontrole op Schiphol. De hele groep wordt begeleid door 14 leden van de marechaussee. De Liberiaan wordt als enige geweigerd in Nigeria; hij beschikt immers over een Liberiaans paspoort en verklaart op het vliegveld in Lagos dat hij Liberiaan is. Een aantal van de 14 meegereisde marechaussee'ers heeft ter plekke nog geprobeerd de man Nigeria in te krijgen, waarbij een ruzie ontstaat met leden van de Nigeriaanse immigratiedienst. De Liberiaan wordt uiteindelijk met de volgende vlucht teruggevlogen, onder begeleiding van de 14 marechaussee'ers. Onderweg wordt hem verteld dat hij boven de Sahara terechtgesteld zal worden, omdat terugkeren in Nederland onmogelijk is en indien nodig hij wel 20 maal opnieuw uitgezet zal worden. Bij aankomst op Schiphol blijkt zijn bagage verdwenen te zijn.
Zijn beklag hierover wordt door vijf leden van de marechaussee beantwoord door hem te slaan en hem met zijn hoofd tegen een glazen scheidingswand te slaan. Vervolgens wordt hij overgebracht naar de grensgevangenis. Daar zit hij negen dagen in de transit voordat hij opnieuw wordt gedeporteerd naar Nigeria.
Een andere man probeert bij zijn uitzetting in maart op Schiphol te ontvluchten. Bij de vechtpartij die daarbij ontstaat met personeel van de marechaussee loopt de man verwondingen aan zijn hoofd op. Volgens de marechaussee is hij tegen een muur aangelopen. De man zegt door verschillende leden van de marechaussee geslagen te zijn.
Hij wordt teruggebracht naar de grensgevangenis en krijgt daar een afzonderingsmaatregel opgelegd. Na een week in de transit wordt hij alsnog gedeporteerd.

CATEGORIEEN AFZONDERING

Er zijn dus vier duidelijke categorieën van afzondering te onderscheiden.

1.AFZONDERING OP EIGEN VERZOEK

Dit gebeurt naar ons weten bijna niet. Wij kennen één vluchteling bij wie dit is gebeurd. De man had ernstige psychische of neurologische problemen. De weigering van de Medische Dienst hem adequaat te laten onderzoeken betekende voor hem een maanden durend verblijf in de grensgevangenis. De detentie verergerde zijn klachten, en hij verzocht zo nu en dan afgezonderd te worden. Dat gebeurde dan in één van de isolatiecellen van de grensgevangenis. De term 'afzondering op eigen verzoek' is misplaatst, omdat het uitgaat van een verzoek uit vrije wil. De 'vrije wil' in de grensgevangenis wordt echter bepaald door het heersende regime.

2.INDIVIDUELE AFZONDERING OP LAST VAN DE DIRECTIE.

Afzondering op last van de directie is volgens het Reglement slechts mogelijk in een ruimte buiten de grensgevangenis indien het de capaciteit van de grensgevangenis te boven gaat of als zich een ernstig incident heeft voorgedaan. In het eerste geval gaat het om meer dan twee afzonderingen in dezelfde periode. Dit is bij veel individuele gevallen niet het geval geweest; de capaciteit was beschikbaar, toch werden mensen overgeplaatst. Dat betekent dat automatisch sprake moet zijn van het tweede argument. Dit betekent dat wat in de uitgereikte maatregelen steevast wordt betiteld als ‘verbaal agressief’ in de opvatting van de directie gezien dient te worden als dermate ernstige incidenten dat overplaatsing geboden is. Het is misschien onnodig het te zeggen, maar het enige incident dat daarvoor in aanmerking zou kunnen komen is dat van 29 december '92. Dat leidde juist echter tot afzondering in de grensgevangenis zelf, terwijl het om zoveel mensen ging dat de capaciteit duidelijk overschreden werd. Hieruit zou je kunnen concluderen dat het volgens de directie niet om een ernstig incident ging.

3.AFZONDERING ALS COLLECTIEVE STRAFMAATREGEL.

In deze strafmaatregel is niet voorzien in de reglementen van de grensgevangenis. Toch is dit vier keer gebeurd:
eind november '92 als reactie op door enkele tientallen vluchtelingen geformuleerde eisen; eind december als een soort gijzeling van 13 mensen in de hoop dat zij de naam zouden geven van een persoon die een bewaker had aangevallen, wat door geen van de 13 gezien had kunnen worden; eind maart als reactie op plannen voor een demonstratie; begin april als reactie op een poging tot gesprek van een delegatie van 10 mensen met de directie, van wie er 5 werden gestraft.

4.AFZONDERING NA MISLUKTE UITZETTING

Ook in deze strafmaatregel is niet voorzien in de reglementen.

ZELFBESCHERMING

Tot slot willen we wijzen op een vorm van isolatie die hier nog onbesproken is gebleven; die van mensen die ziek zijn of een zelfmoordpoging hebben gedaan.

Vrij Nederland van 03-04-'93 meldt het volgende:

‘Dinsdag 9 februari. J. van Schaik een van de twee afdelingshoofden, gaat bij C. langs, een Nigeriaanse bewoner van A2. Zijn kamergenoot, M., is de avond ervoor ziek geworden en verblijft sindsdien in de isoleerruimte. Niet om de man te straffen, maar om hem beter in de gaten te kunnen houden, zegt van Schaik... van Schaik zegt dat het goed gaat met de zieke M., zodra hij beter is komt hij weer op de A2."

Een ander geval is dat van een vrouw die in de grensgevangenis geprobeerd had zelfmoord te plegen. Zij werd drie dagen opgesloten in een isolatiecel, om haar ‘tegen zichzelf te beschermen’. Haar man, die ook gedetineerd was in de grensgevangenis, mocht al die dagen niet bij haar om te kijken hoe het met haar was.

CONCLUSIE

Er is in bijna alle afzonderingsmaatregel één constante factor te ontdekken: de maatregel wordt bijna zonder uitzondering opgelegd aan mensen die weigeren zich zomaar neer te leggen bij hun detentie. De mondigheid die zij daarbij tonen is al snel aanleiding voor afzondering. Ook is duidelijk dat in tijden van oplopende spanning snel gegrepen wordt naar dit middel.

Afzonderingsmaatregelen worden bijna zonder uitzondering getroffen om een door de directie gewenst klimaat in de inrichting te creëren en mensen dusdanig te intimideren dat de kans op onrust minimaal gehouden wordt.

De vluchtelingen die tot nu toe zijn overgeplaatst naar HvB-en om de 'orde en rust' in de grensgevangenis te handhaven hebben allen een maatregel tot afzondering gekregen. Deze maatregel betekent meestal minimaal één week isolatie, en wordt door de directeur van de grensgevangenis uitgereikt. Dit moet gezien worden als strafmaatregel, aangezien de betreffende vluchtelingen na hun uitplaatsing de 'orde en rust' in de grensgevangenis niet meer kunnen verstoren.

Algemeen bekend is dat een verblijf in isolatie ernstige gevolgen kan hebben voor de psychische en fysieke gesteldheid van een gedetineerde, reden waarom er in HvB-en niet snel gebruik van wordt gemaakt. Als het al gebeurt, dan vindt isolatie slechts plaats nadat aan een aantal voorwaarden is voldaan, en slechts met toestemming en onder observatie van de inrichtingsarts. De directie van de grensgevangenis grijpt met het grootste gemak naar het wapen van isolatie, zonder zich iets aan te trekken van de psychische condities van de gestrafte, zowel voor de straf als erna. De met isolatie gestrafte vluchtelingen die wij hebben gesproken hebben nooit een arts gezien. Allen hadden na isolatie last van depressiviteit. Van één iemand weten wij dat hij na verblijf in isolatie een groot deel van zijn resterende tijd in de grensgevangenis ORAP, een anti-psychotisch medicijn, heeft geslikt. Van enige psychische begeleiding is bij niemand sprake geweest.

bronnen:

-Reglement grenslogies
-Nota van Toelichting bij het Reglement grenslogies
-protocol 29 oktober '92
-uitgereikte maatregelen

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish