Op bezoek

Steungroep Muluta

Reconstructie van een ‘opstand’

Dreigbrief

Slechts een voorbode

Bezoekverbod

Een beheerstechnisch probleem

Ondergronds netwerk

Een frisse wind?

Een stinkende zaak

Intimidatie succesvol

Verzet in andere gevangenissen

Conclusies

september 1998

Verzet en criminalisering

Vanuit de huizen van bewaring waar vreemdelingen zijn gedetineerd komt met regelmaat van de klok informatie naar buiten over de gang van zaken. Uitzichtloosheid leidt tot spanningen en verzet. Een groot deel van die informatie bereikt de buitenwereld via groepen die gedetineerden bezoeken. Het werk van kritische bezoekgroepen is in dat opzicht voor de gedetineerde vreemdelingen van groot belang. Dat werk wordt echter bijna onmogelijk gemaakt door de reactie erop van Justitie en de houding van reguliere hulpverleners.

Het Autonoom Centrum begon in 1992 met het bezoeken van vluchtelingen in de grensgevangenis. Aan de hand van haar ervaringen is hier een overzicht gegeven van wat er met een kritische bezoekgroep kan gebeuren.
Vanaf het moment dat duidelijk wordt dat Amsterdam een vluchtelingengevangenis
 krijgt besluit het Autonoom Centrum (AC) deze gevangenis tot één van haar kernactiviteiten te maken. Samen met het Platform Illegale Vluchtelingen organiseert het AC een demonstratie bij de opening van de gevangenis. Na de opening wil het AC proberen op bezoek te gaan bij de vluchtelingen. Deze strategie wordt extra belangrijk door het media-offensief waarmee Justitie de gevangenis presenteert als een ‘semi-hotel’, een ‘Grenshospitium’. Het AC stelt zich tot doel deze mythe te ontmaskeren en de gang van zaken binnen de muren van de gevangenis bij een groter publiek bekend te maken.

Op bezoek

De bezoekgroep van het AC begint haar werkzaamheden in de grensgevangenis enkele weken na de opening op 6 april 1992. Toegang verkrijgen tot de gevangenis is, geheel conform het dan nog soepele regime, aanvankelijk eenvoudig, de bezoeker hoeft slechts de naam van een vluchteling op te geven. Eenmaal binnen is het vrij makkelijk contact te leggen met andere vluchtelingen. Telefonisch contact van buiten naar binnen is ook eenvoudig: er kan direct gebeld worden naar de afzonderlijke afdelingen. Zo kunnen per week ongeveer acht vluchtelingen worden bezocht, soms zelfs als groep tegelijk. De bezoekjes vinden plaats binnen een informeel spreekuur, waarbij het voorkomt dat vluchtelingen voor elkaar tolken. Het feit dat het AC samen met het Platform Illegale Vluchtelingen bij de opening van de grensgevangenis een demonstratie heeft georganiseerd maakt kennelijk niet uit. Het AC wordt aanvankelijk geen strobreed in de weg gelegd.
In eerste instantie bestaat het werk voornamelijk uit ondersteuning gericht op onderbouwing van het asielverzoek van de betrokken vluchteling. Gepraat wordt over het interview dat Justitie de vluchteling heeft afgenomen en wat er in het verslag daarvan ontbreekt of verkeerd is weergegeven. Herhaaldelijk lukt het op basis van informatie die deze gesprekken opleveren vluchtelingen overgeplaatst te krijgen naar een opvangcentrum.
Sommige vluchtelingen zitten dan al langer dan de zes tot acht weken die Justitie in de begintijd voor ogen heeft. Na verloop van tijd ontstaat de mogelijkheid om de dagelijkse gang van zaken in de gevangenis te bespreken met de vluchtelingen. De gesprekken gaan over de indeling van de dag, de psychische consequenties van de gevangenschap, de behandeling door het personeel en over zaken buiten de gevangenis. Langzamerhand wordt duidelijk dat er veel misstanden zijn.

De medewerkers van het AC maken aantekeningen van de gesprekken om de verklaringen van vluchtelingen zo nauwkeurig mogelijk op te tekenen. Op basis daarvan worden zo nodig advocaten benaderd of artsen ingeschakeld. Het AC doet relatief weinig bezoeken en kan daardoor -in vergelijking met hulpverleners van de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland (VVN) en advocaten- aanzienlijk meer tijd per individu uittrekken. Een ander belangrijk verschil is dat het AC zich niet beperkt tot het bespreken van het asielverzoek, maar ook probeert vluchtelingen te ondersteunen in hun positie van gedetineerde. Het AC adviseert vluchtelingen voor hun -minimale- rechten op te komen.

Steungroep Muluta

Vrij snel na de opening komen de eerste berichten over de gang van zaken in het Grenshospitium naar buiten door het overlijden van een Zaïrese vluchtelinge in een ziekenhuis in Meppel. De vrouw heette Jacqueline Muluta en ze was zeven maanden zwanger. Ze heeft met haar man Jean en haar drie kinderen acht dagen doorgebracht in de grensgevangenis. Vanaf haar aankomst in Nederland was ze ernstig ziek, maar in het Grenshospitium kreeg ze geen adequate medische zorg. Al snel werd duidelijk dat in de grensgevangenis, die eerder geopend is dan de bedoeling was, de medische dienst niet goed functioneerde. Het AC richt samen met de man van Jacqueline Muluta en de Solidariteitsgroep Zaïrese Vluchtelingen de Steungroep Muluta op. Vluchtelingenwerk heeft een advocaat voor de familie geregeld en is in eerste instantie nauw betrokken bij de steungroep. Aan deze betrokkenheid komt een eind door een conflict over de te voeren publiciteitsstrategie. Op gegeven moment stuurt VVN (op basis van een concept-persbericht van de steungroep) een eigen persbericht de wereld in waarin ze zichzelf tot het meldpunt voor de media-activiteiten uitroept. De leden van de steungroep worden bedankt voor de goede samenwerking en tegelijkertijd verzocht geen inhoudelijke uitspraken meer te doen over de zaak. Jean Muluta en het AC voelen daar niets voor en besluiten zonder VVN verder te gaan. De steungroep eist een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken in de grensgevangenis en naar de vraag in hoeverre het gesloten karakter van de grensgevangenis verband houdt met haar dood. Jacqueline Muluta heeft immers niet om een andere arts kunnen vragen dan degene die in de gevangenis werkzaam is.
In de maanden daarna verbetert het niveau van de medische voorzieningen niet, zo blijkt uit gesprekken met gedetineerde vluchtelingen. Ook wordt langzaam aan duidelijk dat vluchtelingen om het minste of geringste worden overgeplaatst naar de isolatie-afdelingen van de Bijlmerbajes. Standaard-termijn voor de isolatie is één week. Omdat het ministerie van Justitie geen commentaar wil geven lukt het in eerste instantie niet om de misstanden in de grensgevangenis in de publiciteit te brengen. Zolang de pers het ‘hoor en wederhoor’-principe niet kan toepassen wordt er geen aandacht besteed aan de persberichten van het AC.
Vanaf half november 1992 komt daar verandering in. Journalisten hebben onderhand zoveel verhalen gehoord over wat er zich afspeelt in de grensgevangenis, dat de voortdurende weigering van Justitie te reageren geen reden meer is om er niet over te rapporteren. Er komt een stroom van berichten in de media op gang, de gebeurtenissen in het Grenshospitium volgen elkaar snel op.

De eerste publiciteit gaat over het veelvuldig gebruik van isolatiestraffen. Voor D66 en Groen Links is dat aanleiding voor het stellen van Kamervragen, op 19 november 1992. Diezelfde dag neemt het AC een journaliste van de Volkskrant als medewerkster mee naar de grensgevangenis. Als journaliste was het haar niet gelukt binnen te komen: de pers krijgt geen toegang.
De journaliste praat met een vluchteling die dan al bijna zes maanden in de grensgevangenis zit, en spreekt ook met een vluchteling die net vanaf Schiphol weer is teruggebracht. De man heeft zich verzet tegen uitzetting naar Sierra Leone en is daarbij door de marechaussee mishandeld. Zijn uitzetting ging op het laatste moment niet door door ingrijpen van de landsadvocaat. De journaliste schrijft een uitgebreid verhaal over de verschillende misstanden in het Grenshospitium. De mishandeling van de man uit Sierra Leone leidt bijna tot een opstand in de grensgevangenis. Adjunct-directeur Politiek en een aantal vluchtelingen die er reeds enkele maanden gevangen zitten weten dat nog maar net te voorkomen. Dezelfde dag schrijven de vluchtelingen samen een brief aan Amnesty International om zich te beklagen over de inhumane en onrechtvaardige behandeling waaraan ze door de Nederlandse regering zijn onderworpen. Op de brief komt geen enkele reactie.

Reconstructie van een ‘opstand’

Twee dagen later, op 21 november, vindt er een personeelsfeest plaats in de gymzaal van de grensgevangenis. Tot ergernis van de vluchtelingen is de gymzaal voor hen daarom drie dagen niet te gebruiken, en moeten zij ervaren hoe personeel en familieleden tot laat in de avond feest vieren onder het genot van alcoholische drankjes. Voor een deel van de vluchtelingen is de maat vol. In een overleg formuleren zij een aantal concrete eisen die aan de directie worden voorgelegd. De eisen hebben betrekking op de ongelijke behandeling ten opzichte van vluchtelingen in de opvangcentra, de kwaliteit van de medische zorg, het eten en de lange duur van de detentie. De vluchtelingen willen bovendien de gelegenheid om in een ander land een nieuw asielverzoek in te dienen. De vergaderingen waarop vluchtelingen met elkaar praten worden steeds groter. De directie reageert hierop uiteindelijk met een optreden van de Landelijke Bijzondere Bijstand van het gevangeniswezen (LBB) en dat leidt tot een onderzoek van de Rijksrecherche. Uit het rapport van de Rijksrecherche en de verklaringen van vluchtelingen is de volgende reconstructie te maken.
Naar aanleiding van de oplopende spanningen identificeert de directie drie ‘leiders’: A., J. en G. Op 26 november gebeurt er iets in de eetzaal. Vluchteling A., die een week eerder geïnterviewd is door de journaliste van de Volkskrant, gaat uit zijn dak. Hij gooit soep en water over zichzelf heen. Voordat hij door drie personeelsleden kan worden afgevoerd trekt hij een spoor van asbakken, kopjes, boter, hagelslag en jam door de eetzaal. Het personeel verklaart dat A. daarbij zeer berekenend te werk gaat en voortdurend naar de binnenplaats kijkt, die geheel leeg is op J. na.
Adjunct-directeur Politiek weet niet goed wat hij met de zaak aanmoet, zo valt te lezen in het Rijksrecherche-rapport. Hij neemt contact op met de Directie Vreemdelingenzaken (DVZ, de voorloper van de IND) en op 27 november wordt A. bij een bushalte in de Bijlmermeer gedumpt. Politiek: “Hij is toen door de marechaussee opgehaald en ergens in Nederland neergezet met de mededeling dat hij binnen 48 uren Nederland moest verlaten. Dat heeft hij ook daadwerkelijk gedaan, want kort daarna belde hij vanuit Duitsland naar de bewoners van het hospitium dat hij het naar zijn zin had en dat het in Duitsland allemaal veel makkelijker was. In ieder geval bracht ook dat wederom onrust teweeg”.
Een groot deel van de vluchtelingen eist nu dezelfde behandeling als A. ten deel is gevallen. De rapportage van de bewakers over de nacht van 29 op 30 november maakt melding van de onrust die het gevolg is. N. drukt geruime tijd op de bel in zijn cel. Als zijn celdeur uiteindelijk om 23.00 uur wordt opengemaakt, bedreigt hij het personeel en zegt dat er iets verschrikkelijks gaat gebeuren. In de kamer van F. proberen vluchtelingen met een bed het raam in te beuken. F. wordt vervolgens vermanend toegesproken waarna de rust in zijn cel weerkeert. In andere cellen is dat niet het geval. De hele nacht wordt op deuren en ramen gebonkt. O. belt om 02.00 uur. Als zijn cel wordt geopend, schreeuwt hij dat hij er al vier maanden zit en dat hij onmiddellijk zijn advocaat wil zien omdat hij er uit wil. Verder gaat tussen 23.00 en 02.00 uur twee maal het brandalarm af. Vals alarm.

In de ochtend van 30 november vindt er een gesprek plaats tussen een grote groep vluchtelingen en een lid van de directie, de heer Moldovan. Hij verschuilt zich voortdurend achter het ministerie van Justitie: daar wordt immers bepaald wie wanneer vrijkomt. Om twee uur ‘s middags wordt het gesprek voortgezet, nu met Politiek. Omdat hij niet meer te melden heeft dan Moldovan eisen de vluchtelingen een gesprek met het ministerie. Politiek zegt toe dat er om vijf uur die middag een antwoord zal komen.
Tijdens het gesprek inspecteert personeel een deel van de cellen en constateert dat hele afdelingen hun koffers hebben gepakt en klaargezet. Vluchteling D. vertelt een personeelslid dat er plannen zijn voor een gewelddadige actie op 1 december. Hij zegt met de dood bedreigd te zijn door G. en wordt voor zijn eigen veiligheid overgeplaatst naar de transitafdeling. D. wordt later in december zonder tussenkomst van een rechter doorgelaten naar een opvangcentrum.

Politiek besluit vervolgens dat een deel van de vluchtelingen verwijderd moet worden uit de grensgevangenis, maar durft dat niet aan met zijn eigen personeel. Hij neemt hij contact op met de Directie Jeugd- en Delinquentenzorg en krijgt toestemming voor het inzetten van de LBB. Vervolgens maakt Politiek een lijst met de namen van acht te verwijderen bewoners. Justitie regelt ruimte in de Bijlmerbajes. Politiek spreekt daarbij de uitdrukkelijke wens uit de acht geselecteerden niet meer terug te willen. Het hoofd van de Landelijke Bijzondere Bijstand (LBB), Burchartz, bepaalt met Politiek de te treffen maatregelen, de inzet en de taktiek. Politiek geeft Burchartz een rondleiding door het gebouw, terwijl de LBB zich elders in het gebouw verzamelt. Burchartz zegt tegen de rijksrecherche: “De directie had aangegeven dat ik pas kon optreden na vijf uur. Wat daar aan ten grondslag lag was mij niet bekend. Ik heb iets vernomen van een afspraak met de bewoners en dat er een deadline om vijf uur door hen was bepaald”.

Ondertussen wachten de vluchtelingen op de afdelingen op het antwoord van Politiek. Om vijf uur worden alle toegangsdeuren tot de afdelingen met lakens geblindeerd. Vervolgens stormt de LBB in volledige reluitrusting naar binnen. Afdeling na afdeling wordt afgezocht naar de acht geselecteerden. Op de laatste afdeling komt het tot een felle vechtpartij waarbij de LBB de lange wapenstok hanteert. Hierbij raken twee vluchtelingen gewond. Uiteindelijk worden 10 vluchtelingen afgevoerd. Omdat Justitie slechts 5 cellen heeft gereserveerd in de Bijlmerbajes, moeten in allerijl nog 5 plaatsen worden geregeld in HvB Veenhuizen. Van de tien overgeplaatsten kent het AC er drie.

De media besteden uitgebreid aandacht aan het LBB-optreden. Door de vele publiciteit ziet staatssecretaris Kosto zich gedwongen een rijksrecherche-onderzoek te gelasten naar mogelijk buitensporig gebruik van geweld door de LBB. De vraag waarom er opgetreden is en wat er aan het optreden vooraf is gegaan - veel interessanter dan de geweldsvraag - wordt nadrukkelijk niet gesteld.
Een dag na het optreden van de LBB heeft het AC een afspraak met adjunct-directeur Politiek. Het AC had om dit gesprek gevraagd omdat medewerkers in de voorafgaande week herhaaldelijk niet telefonisch waren doorverbonden met vluchtelingen in de grensgevangenis. Het personeel had het AC laten weten dat dit gebeurde op bevel van hogerhand. Politiek lijkt een gesprek zinvol omdat hij wel eens wil weten wat het AC doet. Hij respecteert het standpunt van het AC dat zij principieel tegen het opsluiten van vluchtelingen is. De adjunct is van mening dat het AC ondanks bestaande meningsverschillen met de directie toegang moet hebben tot de gevangenis. Wel heeft hij moeite met de voortdurende persberichten van het AC over de gang van zaken in de gevangenis.
Politiek biedt het AC een zelfs eigen kamer aan in de gevangenis, maar het AC kiest ervoor haar onafhankelijkheid te behouden. Een eigen ruimte zou de vertrouwensrelatie met de vluchtelingen geen goed doen. VVN en advocaten worden door veel vluchtelingen gezien als een verlengstuk van Justitie, juist omdat zij hun eigen ruimtes hebben in de grensgevangenis. Verder stelt Politiek voor om eens om de tafel te gaan zitten met directie, VVN, Justitie en het AC. Het AC gaat akkoord op voorwaarde dat dit de vluchtelingen iets oplevert.

Dreigbrief

Op 2 december krijgt de directie van de grensgevangenis via de interne post een brief met een dreigement. Er zal niet geaarzeld worden een personeelslid te vermoorden als niet op de eisen van 30 november, de dag van de opstand, wordt ingegaan. Bovendien wordt de vrijlating geëist van de tien overgeplaatsten. Politiek beschuldigt de overgeplaatsten van betrokkenheid bij het schrijven van de brief en gebruikt dat argument om de isolatiemaatregel tegen de tien met een maand te verlengen. In het Rijksrecherche-onderzoek naar het LBB-optreden komt de nadruk te liggen op deze brief.
Diezelfde week lukt het het AC om vluchteling N. die gewond is geraakt aan zijn hoofd bij het optreden van de LBB, over te laten brengen naar een ziekenhuis voor neurologisch onderzoek. De directie had de overplaatsing geweigerd en was in eerste instantie ook tegen een bezoek van een onafhankelijke arts die door bemiddeling van het AC was ingeschakeld. Pas na ingrijpen door de geneeskundig inspecteur van het ministerie van Justitie krijgt de arts de kans N. te onderzoeken. De arts komt voor het eerst van zijn leven in het Grenshospitium en schrikt van wat hij ziet. Tegenover het Parool verklaart hij dat de grensgevangenis “erger is dan een gevangenenkamp” (7 december 1992). In de Volkskrant noemt hij de behandeling van vluchtelingen in de grensgevangenis “medisch onverantwoord”. N. verblijft een week in het ziekenhuis en wordt twee weken later uitgezet. De rijksrecherche zegt later dat het “hoogstwaarschijnlijk” is dat N. de dreigbrief heeft geschreven. Als Politiek daarmee wordt geconfronteerd reageert hij verbaasd, maar kan wel zeggen dat “N. veel bezoek kreeg van het Autonoom Centrum”. Hij zegt er niet bij dat die bezoeken pas begonnen op 4 december, dus na de opstand en op het moment dat de dreigbrief al binnen was bij de directie.
Het AC probeert ondertussen advocaten te laten procederen tegen de overplaatsingen. Die procedures hebben grote kans van slagen, omdat de tien overgeplaatsten vastzitten op isolatie-afdelingen - dat wil zeggen onder een veel zwaarder regime dan wettelijk voor hen is toegestaan.
Het AC beschikt over de namen van slechts drie van die vluchtelingen en dus niet over de namen van alle betrokken advocaten. De VVN wil de namen van de andere overgeplaatst niet vrijgeven, maar belooft de overige advocaten te benaderen. Aan die afspraak houdt de VVN zich niet. Na een week blijkt dat ze helemaal niets gedaan hebben.
Het lukt het AC uiteindelijk op een andere manier de resterende namen te krijgen. De advocaten hebben binnen twee weken alle overgeplaatsten vrij. Over de houding van VVN stuurt het AC een open brief aan enkele tientallen afdelingen van de organisatie in het land. Het is niet de eerste keer dat er moeilijkheden zijn, het gaat het AC ook om de houding van VVN in de zaak Muluta. Het Landelijk Bureau van VVN nodigt geschrokken het AC uit voor een gesprek. Het Landelijk Bureau wil een duidelijkere taakverdeling, mede omdat het AC in de ogen van VVN hardere uitspraken kan doen. Het AC wil een betere samenwerking tussen de werknemers van VVN in de grensgevangenis en het AC. VVN zegt dat slechts “via de achterdeur” te willen.

In het Parool van 12 december 1992 mag de arts van de grensgevangenis, P. Olie, zich verdedigen tegen de aantijgingen. Hij doet dit op een wel zeer ongenuanceerde manier. Zo vergelijkt hij de vluchtelingen met “wilde beesten”, schendt zijn beroepsgeheim door de journalist gegevens van patiëntenkaarten voor te lezen, en beweert hij dat hij “nog nooit” een fout heeft gemaakt. Als hij de te publiceren tekst onder ogen krijgt, doet hij een tevergeefse poging plaatsing te voorkomen. Dezelfde maand wordt tegen hem een klacht ingediend bij het Medisch Tuchtcollege, onder andere over zijn uitlatingen in het interview. Voor het College ontkent Olie later de uitspraken te hebben gedaan.
In de Telegraaf van 19 december 1992 krijgt de grensgevangenis nog eens de kans om terug te slaan. In het artikel wordt door het personeel met de beschuldigende vinger naar het AC en VVN gewezen als oorzaak van de onrust. Een lid van de Dienstcommissie van de grensgevangenis suggereert ook dat personeelsleden zelf hieraan bijdragen: het AC beschikt immers op onverklaarbare wijze over interne stukken van de Dienstcommissie.

Slechts een voorbode

Direct na het LBB-optreden wijst Justitie een interim-manager aan die de situatie in de grensgevangenis weer tot rust moet brengen, van Huet, directeur van de Bijlmerbajes. De eerste directeur, Hofstee, is al weken met ziekteverlof en keert niet meer terug.
Echt rustig wil het ondertussen nog niet worden.
Op 21 december schrijven vluchtelingen opnieuw een brief aan de directie, met dezelfde eisen als in november. De directie wordt herinnerd aan de toezegging een gesprek met Justitie te zullen regelen. De directie reageert door alle vluchtelingen die bezoek krijgen van het AC te benaderen met het verzoek hun problemen individueel op te lossen.
Op 29 december wordt een personeelslid aangevallen met een scherp voorwerp op de afdeling A2. Hij kan niet zien wie hem steekt en raakt gewond aan nek en arm. Diezelfde nacht worden alle 36 vluchtelingen op de afdeling gehoord door de directie. In de verhoren wordt bijzonder veel aandacht besteed aan groepen ‘van buiten de inrichting die het gebouw gesloten willen hebben en die voortdurend leugens verspreiden, terwijl ze jullie niet kunnen helpen’. Geen van de vluchtelingen heeft echter gezien wat er precies is gebeurd en het mes wordt niet gevonden. Dertien vluchtelingen worden vervolgens bestraft met een week isolatie op de afdeling. Een personeelslid voorspelt in het NRC-Handelsblad van 31 december 1992 dat de gebeurtenis “slechts een voorbode” is. De directie verklaart echter dat alles rustig is.
In een radio-interview voor Radio Noord-Holland op 8 januari 1993 stelt van Huet dat de problemen in de grensgevangenis worden veroorzaakt door een groep van “vijf tot tien procent van de bewoners die niet zou misstaan in een inrichting voor zware criminelen”. In hetzelfde interview pleit hij voor een carrousel-systeem dat er voor moet zorgen dat vluchtelingen niet langer dan drie maanden verblijven in de grensgevangenis, maar na die tijd worden overgeplaatst naar andere gevangenissen.
Vanaf dat moment weigert het ministerie van Justitie het AC nog langer te woord te staan. Een woordvoerder verklaart dat in het vervolg nog slechts zal worden gereageerd op schriftelijke vragen. Verschillende journalisten die in dezelfde periode bellen naar aanleiding van persberichten van het AC merken dat de irritatie bij Justitie steeds groter wordt. Vragen van een verslaggever van Radio Noord-Holland leiden tot een woede-uitbarsting van Justitievoorlichter Riphagen, die schreeuwt dat hij 90 inrichtingen onder zich heeft “en er slechts over één daarvan gezeken wordt door toedoen van een stelletje autonomen”.

Op 29 januari 1993 weigeren enkele tientallen vluchtelingen zich in te laten sluiten in hun cel. Zij hebben op 25 januari een brief gestuurd met daarin de eis dat er een antwoord komt op de brief van november. Ze besluiten niet te wachten op een antwoord, maar demonstreren op de binnenplaats met zelfgemaakte borden. De demonstratie duurt van 16.00 tot 22.00 uur. Een medewerker van VVN die foto’s van de demonstratie maakt wordt door adjunct-directeur Politiek aangesproken. Als het AC een dag later een persbericht over de demonstratie uitbrengt, is het voor Politiek duidelijk: het AC is betrokken bij de demonstratie. Dat het AC pas op de middag van de demonstratie telefonisch op de hoogte is gebracht door vluchtelingen wil er bij hem niet in. Om de onrust een beetje in te perken verstrekt de directie aan de vluchtelingen een adressenlijst met namen van organisaties die misschien iets zouden kunnen betekenen voor de vluchtelingen. De vluchtelingen schrijven een brief aan verschillende organisaties, waaronder Amnesty International. Als na twee weken nog geen antwoord bij binnen is (zelfs geen ontvangstbevestiging) belt het AC met de Nederlandse vertegenwoordiging van Amnesty. Dan blijkt dat er regelmatig brieven binnenkomen vanuit de grensgevangenis, die consequent worden doorgestuurd naar Amnesty International in Londen. Amnesty International Nederland mag zich niet buigen over zaken die zich in Nederland afspelen. Het AC besluit contact op te nemen met Amnesty in Londen. Zij zeggen zeer geïnteresseerd te zijn in wat er zich in de grensgevangenis afspeelt. Het AC schrijft een uitgebreide brief met de ervaringen in de grensgevangenis tot dan toe. De brief gaat over de gang van zaken rond het overlijden van Jacqueline Muluta en over het gebruik van isolatiecellen, optreden van de LBB en de structurele misstanden binnen de medische dienst van de grensgevangenis. Op de brief komt nooit antwoord.

Bezoekverbod

Op 16 februari 1993 besteedt het TV-programma NOS-Binnenland aandacht aan de grensgevangenis. Directielid Moldovan vertelt dat groepen als het AC en VVN folders verspreiden waarin staat dat het ‘Grenshospitium’ een gevangenis is, maar dat de vluchtelingen dat zelf niet zo ervaren. Ook twee verpleegkundigen worden geïnterviewd. Zij vertellen dat de spanningen binnen de Medische Dienst zo hoog zijn opgelopen dat de verpleegkundigen weigeren nog langer handelingen te verrichten waarvoor zij niet geautoriseerd zijn. Omdat de twee in de grensgevangenis werkzame artsen maar tien uur per week aanwezig zijn dreigt een situatie te ontstaan die niet langer verantwoord is. Daarom stuurt het AC een brief aan staatssecretaris van Justitie Kosto, met daarin de vraag of hij de situatie wel verantwoord vindt. Ook wordt in de brief gevraagd nu eens een eind te maken aan de steeds geuite beschuldigingen aan het adres van het AC, als zou de organisatie verantwoordelijk zijn voor de onrust in de grensgevangenis, of anders met bewijzen te komen dat dit wel zo is.
Op 29 maart komt bij het AC per fax een op 24 maart gedateerde brief van de Directie Jeugd- en Delinquentenzorg (DJI) binnen. Het is een antwoord op de brief van 16 februari. Het eerste deel van het antwoord verheldert niets over de gang van zaken binnen de Medische Dienst, in het tweede deel herhaalt de DJI de verdachtmakingen aan het adres van het AC nog eens: “Ten aanzien van de door u gesignaleerde verdachtmakingen merk ik op dat ik van de zijde van de directie en medewerkers van de inrichting bericht heb ontvangen dat er na bezoeken van uw organisatie regelmatig sprake is van toegenomen onrust onder bewoners. Uw optreden als semi-hulpverlener naast en buiten de erkende hulpverlening wordt dan ook niet erkend.”

Diezelfde dag ontvangt Politiek een delegatie van de Taakgroep Vluchtelingen van de Raad van Kerken Amsterdam, die eerder hun ongerustheid over de situatie in de grensgevangenis hadden geuit. Politiek herhaalt tijdens dat gesprek opnieuw de beschuldiging dat het AC vóór onrust zou. Verder geeft hij uitleg over de gang van zaken in de gevangenis, waarbij een beeld wordt geschetst dat het allemaal veel minder erg is dan de berichten in de media doen geloven.

Een dag later, op 30 maart wil een medewerker van het AC een vluchteling bezoeken. Hij is nog geen vijf minuten binnen, als hij er op last van directielid Moldovan weer uitgezet wordt. Een reden wordt pas een aantal dagen later gegeven: het AC zou mensen hebben aangezet tot opstand.
De overplaatsing van zes bewoners zorgt voor zoveel onrust in de gevangenis, dat de LBB aanwezig blijft. Ook advocaten wordt twee dagen lang de toegang ontzegd. De directie ondervraagt de vluchtelingen die door het AC bezocht zouden worden. Dat levert de directie zeven verklaringen op van vluchtelingen die zeggen geen bezoek van het AC te willen ontvangen. Van de gesprekken die zijn gevoerd door afdelingshoofd van Schaik en Moldovan, zijn schriftelijke rapportjes gemaakt. Daarin valt te lezen dat vluchtelingen die het AC in de weken daarvoor nog heeft bezocht verklaren dat zij geen contact met het AC hebben gehad. Eén van de vijf trekt zijn verklaring later weer in. Tegenover zijn advocate verklaart hij door een directielid en twee bewakers zwaar onder druk te zijn gezet en graag bezoek van het AC te willen hebben.
Het is het AC ook verboden om bij de overgeplaatste gedetineerden in Nieuwersluis op bezoek te gaan. Als op 31 maart één van de overgeplaatsten wordt vrijgelaten verneemt het AC van hem dat er alleen een plan was voor een vreedzame demonstratie op de binnenplaats op 29 maart. Hij vertelt ook dat hij in Nieuwersluis bezoek heeft gehad van Politiek. Die bood hem verblijfspapieren aan in ruil voor een verklaring over diegenen die plannen hadden voor brandstichting en gijzeling. Politiek suggereerde dat dit van buitenaf georganiseerd is. De vluchteling kan Politiek niet helpen, want een dergelijk plan is er nooit geweest. Als de vluchteling na zijn vrijlating spreekt met een journalist van Trouw haalt het aanbod van Politiek de pers.

Een paar dagen later, op 2 april moet de LBB wederom optreden. De spanning in de grensgevangenis escaleert opnieuw als een vluchteling zich verwondt aan een stuk glas in zijn eten. De paniek die vervolgens in de eetzaal ontstaat doet vijf vluchtelingen besluiten om een gesprek met de directie te eisen. De vijf worden op de trap naar de directievertrekken tegengehouden en door de LBB afgevoerd naar Nieuwersluis.

Omdat de directie weigert mee te delen wanneer het AC weer naar binnen mag, spant het AC een kort geding aan om toelating af te dwingen. Voor dit kort geding is het noodzakelijk verklaringen van vluchtelingen te krijgen dat zij bezoek van het AC willen hebben, aangezien de directie zegt dat niemand dat wil. Het AC neemt telefonische verklaringen van vluchtelingen met hun toestemming op band op. Bovendien krijgen vluchtelingen het advies een schriftelijke bezoekaanvraag in te leveren bij die medewerkers van VVN, met wie redelijke persoonlijke contacten bestaan. Later blijkt dat deze verklaringen van vluchtelingen op last van het Landelijk Bureau van VVN niet aan het AC zijn afgedragen, maar in de prullenbak zijn gegooid. Adhesiebetuigingen komen bij het AC binnen, deels ondertekend door advocaten die het belang onderstrepen van het werk dat door het AC wordt verricht.
Onder dreiging van het kort geding komt het ministerie van Justitie met de mededeling dat het AC weer op bezoek kan. In de tussenliggende drie weken is er echter een bezoek- en telefoonregeling in elkaar gedraaid, waarvan ook VVN zegt dat die speciaal is ontworpen om het AC buiten de deur te houden (Volkskrant, mei 1993).

Een beheerstechnisch probleem

Op 1 mei 1993 zegt interim-manager van Huet in Trouw dat de zaken in de grensgevangenis weer “lekker lopen”. Vijf dagen later verschijnt het zwartboek ‘Gebouw van Leugens’ over één jaar grensgevangenis. Justitie weigert inhoudelijk te reageren en de directie weigert op last van Justitie het boek in ontvangst te nemen. Op 6 mei breekt een hongerstaking uit onder Palestijnse vluchtelingen in de grensgevangenis. Op 7 mei breekt brand uit in de grensgevangenis, aangestoken door vluchtelingen. Door de rookontwikkeling raakt een vleugel van het gebouw tijdelijk onbewoonbaar, 25 vluchtelingen worden overgebracht naar Nieuwersluis.
Voor de Tweede Kamerfracties van PvdA en CDA is het zwartboek aanleiding om het AC uit te nodigen voor een gesprek, dat niets oplevert. Krajenbrink (CDA) heeft in het gesprek moeite om het bestaan van de grensgevangenis te verdedigen. Uiteindelijk zegt hij dat de gevangenis nodig is omdat anders er zoveel vluchtelingen onderduiken. Hij vindt wel dat het regime in de grensgevangenis veel humaner moet. Middel (PvdA) spreekt zich uit voor de omvorming van de grensgevangenis tot een gewoon opvangcentrum.

Ondertussen gaan leden van het AC weer op bezoek, nu op grond van de nieuwe bezoekregeling. In de drie weken die verstreken zijn is het grootste deel van de vluchtelingen waar het AC contact mee had het land uitgezet. Desondanks vragen zeer veel vluchtelingen bezoek aan. De nieuwe bezoekregeling houdt in dat een vluchteling een bezoekformulier moet invullen, en na inlevering te horen krijgt wanneer het bezoek kan plaatsvinden. De vluchteling moet er zelf voor zorgen dat het AC van de bezoekafspraak op de hoogte wordt gebracht. Vanaf het moment dat de regeling is ingevoerd regent het klachten van vluchtelingen die worden geïntimideerd bij hun bezoekaanvraag. Ze krijgen van het personeel te horen dat het AC toch niets kan doen, dat ze beter bij VVN op bezoek kunnen gaan, dat een AC-bezoekaanvraag slecht is voor hun asielverzoek en zelfs dat zo’n bezoekaanvraag zal leiden tot uitzetting. Ondanks deze dreigementen en het voortdurend ‘kwijtraken’ van bezoekformulieren komen er zoveel aanvragen binnen dat de tijd die verstrijkt tussen de aanvraag en het bezoek oploopt tot twee weken. De poging van Justitie om met de nieuwe bezoekregeling het AC buiten de deur te houden is definitief mislukt.

Op 28 mei 1993 vindt er op initiatief van Groen Links een gesprek plaats tussen de directie van de grensgevangenis, VVN en het AC. Aanleiding voor Groen Links zijn de uitlatingen van de interim-manager van Huet in Trouw van 1 mei, dat ook hij vindt dat de grensgevangenis een opvangcentrum moet worden en dat het AC met haar werk de zaken van vluchtelingen schaadt.
Van Huet stelt dat het AC de al bestaande onrust versterkt, een beheerstechnisch probleem vormt en over de ruggen van vluchtelingen een politieke strijd voert. Hij kan zijn beschuldigingen in het gesprek op geen enkele manier onderbouwen. VVN zegt de activiteiten van het AC te zien als aanvulling op haar werk, maar tijdens het gesprek blijkt dat VVN zich steeds meer uit laat spelen tegen het AC en zelfs tegen het AC wordt ingezet door de directie.
Op 8 juni is er een debat in de Vaste kamercommissie voor Justitie, onder andere over de grensgevangenis. PvdA eist sluiting, samen met D66 en Groen Links. Verder worden door de VVD vragen gesteld over berichten in diverse media dat hulpverleners (lees: het AC) tegengewerkt worden bij hun werk in de gevangenis. Kosto houdt vol: bij een restrictief beleid hoort een grensgevangenis. Kosto meldt ook dat er sprake is van agitatie door groepen die hun mening ook tegenover hun cliënten niet onder stoelen of banken steken. “Zij vertellen deze mensen dat ze in een gevangenis zitten en dat een groot deel van de Nederlandse bevolking dat afkeurt. Dit creëert een soort hoop bij deze mensen. Tegelijkertijd wordt de directie geconfronteerd met agressie van de kant van asielzoekers; er worden brandmelders afgeplakt en er wordt zelfs brand gesticht. De directie kan in zo’n geval beperkende maatregelen nemen, en dus besluiten telefoontjes van een bepaalde groep niet door te verbinden. Ik ga er vanuit dat het daarbij gaat om groepen die al bij de opening van het gebouw een haag vormden en luidkeels duidelijk maakten wat zij van de inrichting vonden, en waarvan ik niet uitsluit dat zij daarin een zekere continuïteit hebben aangebracht”. Kosto wijst vervolgens in antwoord op de vragen van de VVD op de hulpverlening die in de grensgevangenis goed geregeld is via twee organisaties die financieel door zijn ministerie worden ondersteund: VVN en de Orde van Advocaten. Kosto kan met steun van CDA, VVD en klein rechts zijn grensgevangenis open houden.

Op 19 juni 1993 vindt er een demonstratie plaats bij de grensgevangenis. Het is de afsluiting van de door het Platform Illegale Vluchtelingen georganiseerde ‘Karavaan voor Vrijheid’, die langs verschillende opvangcentra in Nederland is getrokken. Tijdens de demonstratie wordt gezwaaid naar vluchtelingen, en in het enthousiasme sneuvelt een hekwerkje aan de achterzijde van de gevangenis. Tijdens de demonstratie maakt het AC foto’s om later te laten zien aan gedetineerde vluchtelingen.
Op 3 juli wordt in de gevangenis op verschillende plaatsen brand gesticht. Twee afdeling lopen rook- en waterschade op. Dertig vluchtelingen worden op een andere afdeling ondergebracht. Ondertussen worden vervolgens alle cellen doorzocht waarbij de foto’s van de demonstratie in beslag worden genomen. Dit in het kader van een onderzoek naar de personen die het hek hebben vernield. Pas onder dreiging van kort geding tegen Politiek wegens het zich wederrechtelijk toe-eigenen (diefstal) van de foto’s worden ze weer teruggegeven aan de eigenaar. De brandstichting leidt tot een verscherping van het regime: de deuren tussen de afdelingen zitten voortaan op slot, zodat vluchtelingen niet meer bij elkaar op de afdeling op bezoek kunnen.

Ondergronds netwerk

In juli van dat jaar krijgt Justitie hulp van de Telegraaf. Deze krant weet dat medewerkers van het AC worden verdacht van betrokkenheid bij de brandstichting op 3 juli. In het artikel wordt gemeld dat de Criminele Inlichtingendienst (CID) en de Politie Inlichtingendienst (PID) betrokken zijn bij het onderzoek. Het artikel suggereert ook verbanden tussen het Autonoom Centrum en RaRa (de organisatie die onder andere verantwoordelijk is voor een bomaanslag op het huis van staatssecretaris van Justitie Kosto in november 1991). Drie dagen later doet de krant het hele verhaal nog eens dunnetjes over in een paginagroot artikel de Tentakels van de RaRa, waarin een niet-bestaand “ondergronds netwerk” wordt onthuld dat zo’n beetje alle radicalere critici van het gevoerde vreemdelingenbeleid met elkaar in verband brengt. Voor het AC leidt het artikel niet tot enige noemenswaardige consequentie, of het moet zijn dat een deel van het personeel van de grensgevangenis nu bang is geworden voor medewerkers van het AC, en een ander deel nog vijandiger. Een aantal keer komt het voor dat personeel verbaal en fysiek medewerkers van het AC bedreigt.

Die maand dient het AC een klacht in bij de Nationale Ombudsman (NOM). De klacht gaat over de behandeling die het AC in de grensgevangenis ten deel is gevallen, over de onbeschofte manier waarop Justitie brieven van het AC beantwoordt en over de nieuwe telefoon- en bezoekregeling. De NOM komt uiteindelijk in oktober 1994 met haar bevindingen.
De uitlatingen van Justitie aan het adres van het AC zijn niet onaanvaardbaar, en verder concludeert de Ombudsman:
- dat de mate van hulpverlening in de grensgevangenis voldoende geregeld is, onder meer omdat VVN te kennen gaf de door het AC geboden hulp bij het indienen van klachten van gedetineerden in de grensgevangenis op zich te nemen;
- dat Justitie inderdaad onbehoorlijk op brieven van het AC heeft geantwoord of soms ten onrechte helemaal niet;
- dat de nieuwe bezoekregeling op een juiste wijze tot stand is gekomen;
- dat er inderdaad sprake van is dat het AC een afwijkende behandeling krijgt bij het bezoeken van vluchtelingen en dat de nieuwe regeling ten aanzien van het AC te restrictief is toegepast.
De NOM doet de aanbeveling dat in de bezoekregeling een termijn wordt opgenomen waarbinnen een bezoekafspraak wordt gemaakt (twee à drie dagen).

Een frisse wind?

Op 1 september 1993 treedt er een nieuwe directeur aan, Martin Pronk. Hij kondigt aan dat alles anders zal worden, hij heeft niets te verbergen en wil bovendien de organisatie professionaliseren. Hij prijst de liberale bezoekregeling: “Mensen van het Autonoom Centrum komen hier vrijwel dagelijks binnen op basis van de bezoekregeling. Het initiatief hierbij gaat uit van de bewoners”. (Nieuws van de Dag, 21 oktober 1993)
Op 5 september breekt een massale hongerstaking uit als een bewaker die eten komt brengen tegen de vluchtelingen zegt: “Animals, come take your food”. Binnen een dag doen 40 vluchtelingen mee aan de hongerstaking. Om de spanningen te verlichten organiseert de directie eind september een videoprogramma, waarbij de vluchtelingen frisdrank en sokken krijgen uitgedeeld. Een deel van de vluchtelingen weigert dit in ontvangst te nemen.

De professionalisering die Pronk in gedachten heeft leidt tot een aantal veranderingen. Het personeel, tot dan toe in burger gekleed, wordt gedwongen uniformen te dragen en mag bovendien niet meer met vluchtelingen praten over hun asielverzoek. Voor het AC is er ook het nodige veranderd: in de bezoekersruimte mag het AC geen contact meer hebben met personeel, advocaten, leden van de Commissie van Toezicht en medewerkers van VVN. Het AC mag geen visitekaartjes meer naar binnen meenemen aangezien deze in de ogen van Pronk een bedreiging vormen voor de orde en veiligheid in de gevangenis.
De openheid, die Pronk bij zijn aantreden belooft, heeft ook gevolgen. Zo krijgt het AC tijdens het bezoek aan een Zuid-Afrikaanse vluchteling te horen dat hij en drie andere Zuid-Afrikanen bezoek hebben gehad van een aantal mannen en vrouwen die vroegen naar hun naam, een foto maakten van hen in de cel en afscheid namen met een (naar later blijkt zeer welgemeend) “tot ziens in Johannesburg”. Omdat duidelijk is dat het hier moet gaan om Zuid-Afrikaans bezoek schakelt het AC de Anti-Apartheids Beweging Nederland (AABN) in. Het AC verwacht dat de AABN makkelijker toegang tot de Zuid-Afrikanen krijgt dan het AC. Tot verbazing van de AABN blijkt dit inderdaad zo te zijn.
De AABN komt erachter dat de bezoekjes zijn afgelegd door een delegatie van het Zuid-Afrikaanse gevangeniswezen, op een moment dat er nog geen officiële betrekkingen zijn tussen Zuid-Afrika en Nederland. Tegen de tijd dat de zaak in de publiciteit komt, zijn drie van de vier vluchtelingen al uitgezet. Twee van hen zijn verdwenen na aankomst in Johannesburg, de derde wordt teruggevonden in een gevangenishospitaal. De vierde wordt uitgezet na antwoord op een aantal vragen dat de Tweede Kamer over de zaak heeft gesteld. Begin oktober 1993 wordt opnieuw geprobeerd brand te stichten in de grensgevangenis. Dit maal door een vluchteling die kwaad is als voor de zoveelste keer in korte tijd de uitzendingen van de BBC niet meer te ontvangen zijn. De zaak loopt met een sisser af.
Op 20 oktober organiseert Pronk een open dag voor de pers. De gedetineerden zijn van tevoren niet gewaarschuwd. Zo maakt een medewerker van het AC die dag tijdens het bezoekuur mee dat plotseling een twintigtal mensen de bezoekersruimte binnenkomen onder aanvoering van Pronk. Een deel van de onbekenden fotografeert er lustig op los, wat pas ophoudt als de medewerker van het AC eist dat er een eind aan komt. De vluchteling die hij bezoekt heeft ondertussen de trui over zijn eigen hoofd getrokken om niet herkenbaar gefotografeerd te worden. Hij is gevlucht uit Nigeria wegens zijn betrokkenheid bij het organiseren van een algemene staking en is doodsbang uitgezet te worden.

Een stinkende zaak

De zaak rond de Zuid-Afrikanen en de open dag voor pers zorgen voor een zeer gespannen toestand in de grensgevangenis. Uiteindelijk komt het tot een massale vechtpartij op 24 oktober, waarna zeven vluchtelingen door de LBB worden overgebracht naar een politiebureau. De volgende dag maken de kranten melding van een volgens de directie “totaal onverwachte” vechtpartij. Vluchtelingen zouden zonder enige duidelijke aanleiding met houten stokken, ijzeren staven en zelfs een sjoelbak en strijkijzers ingeslagen hebben op personeelsleden, aldus de directie. Drie bewakers raken gewond, waarvan één ernstig: hij wordt met gebroken ribben en schade aan zijn longen opgenomen in het AMC in Amsterdam, aldus de directie. Volgens andere bewakers is de man “voor dood weggesleept”. De directie laat verder weten dat de opstand is voorbereid, niet alleen binnen de gevangenis, maar ook van buiten af. Kosto zegt voor de televisie geëmotioneerd dat de zeven overgeplaatsten zullen worden bestraft en daarna het land zullen worden uitgezet. VVN brengt een persbericht waarin de organisatie zegt geschokt te zijn over het incident. “In de tot nu toe meest gewelddadige confrontatie met zeven bewoners zijn drie vreemdelingenbegeleiders gewond geraakt. De zeven asielzoekers zijn overgebracht naar een politiebureau en een gevangenis. VluchtelingenWerk verwerpt de gewelddadige actie van de bewoners”. In het persbericht spreekt VVN de hoop uit dat de vechtpartij directeur Pronk niet van zijn voornemen afbrengt voor een zo licht mogelijk regime.

Als de zeven overgeplaatsten na twee dagen in HvB Nieuwersluis zitten slaagt het AC erin vier van hen te bezoeken. Dat bezoek is nodig omdat het AC, door alle voorgaande ervaringen, niet zoals VVN, klakkeloos de versie van Justitie wil geloven. De versie van de gebeurtenissen hieronder is gebaseerd op verklaringen van vluchtelingen en delen van processen-verbaal die door de politie zijn opgemaakt.

Uit de dagrapporten die door het personeel worden opgemaakt blijkt dat sommige vluchtelingen woedend hebben gereageerd op de open dag voor de pers. Op 22 oktober maakt een personeelslid melding van een incident: een aantal Afrikanen (waaronder vier die later zijn overgeplaatst) staat bij de ingangsdeur van de afdeling B “schreeuwend en zwaaiend (...) met twee kopietjes van de artikelen uit de kranten met de foto’s van enkele bewoners”. Het personeelslid antwoordt “in dezelfde stijl” dat zij haar niet dienen uit te schelden en dat zij er ook niets aan kan doen dat die foto’s in de krant zijn verschenen. Als de groep naar buiten gaat wordt het hoofd van de interne bewaking “ingelicht over het gevormde groepje”. Ook de andere afdelingen worden gewaarschuwd.
In deze sfeer gooit een aantal personeelsleden op 23 oktober olie op het vuur. Een groepje vluchtelingen zit in het halletje tussen hun afdeling en de binnenplaats. Bewaker V. komt van buiten naar binnen en zegt dat de vluchtelingen daar helemaal niet mogen zitten. Hij krijgt als antwoord dat daarover niets in de reglementen staat. V. loopt weg en komt terug met een papiertje waarop hij geschreven heeft dat men niet in het halletje mag zitten. De vluchtelingen zeggen dat het papiertje niets voorstelt en een papier te willen zien met de handtekening van de directeur er onder. V. verlaat woedend de hal.

De volgende dag hebben zes vluchtelingen stoelen op de binnenplaats gezet om zo van het najaarszonnetje te kunnen genieten. Opnieuw begint V. problemen te maken, nu omdat het volgens hem niet is toegestaan stoelen mee naar buiten te nemen. Geen van de vluchtelingen reageert. Als de vluchteling O. later die middag V. in het trappenhuis tegenkomt, vraagt hij V. waarom hij zich zo gedraagt. V. antwoordt dat O. weg moet gaan. Bovenaan de trap wordt O. vervolgens gegrepen door vijf bewakers. V. had waarschijnlijk alarm geslagen. Terwijl O. wordt vastgehouden krijgt hij een klap van V.. Als O. begint te schreeuwen dreigt V. hem in isolatie te plaatsen. O. raakt van dat dreigement in paniek, wordt op de grond gegooid, geslagen en weggesleept. Achter zijn rug breekt een massale vechtpartij uit tussen bewakers en vluchtelingen. Bij de vechtpartij vallen aan beide zijden een aantal gewonden. Diezelfde avond worden zeven vluchtelingen door de L.B. afgevoerd naar een politiebureau.

Naar aanleiding van de verklaringen van de vluchtelingen besluit het AC een persbericht uit te doen gaan waarin gemeld wordt dat de bewakers de vechtpartij begonnen zijn. Een aantal kranten schenkt hier aandacht aan. De versie van Justitie wordt er niet geloofwaardiger op als blijkt dat de “ernstig gewonde” bewaker na twee dagen zijn collega’s in de grensgevangenis bezoekt. Ondertussen is er een bezoekverbod afgekondigd voor een week. In de twee weken die volgen wordt duidelijk dat geen van de zeven overgeplaatsten vervolgd zal worden. Twee van de zeven zijn niet eens verhoord door de politie, de vijf anderen zijn niet voorgeleid aan de rechter-commissaris. De politie laat weten dat er waarschijnlijk geen zaak komt omdat er te weinig bewijzen zijn. Het AC raakt er van overtuigd dat Justitie ook helemaal geen zaak wil, omdat een rechtszaak zou betekenen dat er veel meer informatie over de periode voorafgaand aan de vechtpartij op tafel zal moeten komen.

 Ondanks de ferme uitspraken van Kosto wordt er niemand vervolgd. Op 11 november worden zes van de zeven uitgezet. Hiervoor heeft Justitie een heel compartiment in een Boeing 747 afgehuurd.
Het door de directie van de grensgevangenis afgekondigde bezoekverbod duurt uiteindelijk negen dagen. De in die periode geplande bezoeken moeten opnieuw worden aangevraagd. Als het AC na enige tijd weer toegang krijgt blijkt dat de bezoekregeling verder is aangescherpt. Ook pen en papier mogen niet langer mee naar binnen.
Een demonstratie buiten het Grenshospitium op oudejaarsavond 1993, bedoeld om de vluchtelingen een hart onder de riem te steken, is in de ogen van Pronk “laakbaar en een beetje misdadig” (Parool, 22 januari 1994). De organisatie van de demonstratie is in handen van infokafee Bankroet, het Amsterdams Solidariteitskomitee Vluchtelingen/Steunpunt Vluchtelingen , de Solidariteitsgroep Politieke Gevangenen en het AC.

Intimidatie succesvol

Begin januari 1994 wordt een deel van de vluchtelingen uit de grensgevangenis overgeplaatst naar opvangcentra. Dit is het gevolg van een slordigheid van Justitie bij de uitvoering van de nieuwe vreemdelingenwet die per 1 januari van dat jaar van kracht is. Eind januari blijkt bovendien dat het door een verandering in dezelfde wet onmogelijk is geworden vluchtelingen langer dan een maand vast te houden in de grensgevangenis. Eind januari zijn zo alle vluchtelingen waar het AC contact mee had, overgeplaatst naar opvangcentra.

Wat in deze periode opvalt is dat het criminaliseren van de bezoekgroep van het AC ook buiten de gevangenis effect heeft. Als begin 1994 een zeer grote groep Zaïrezen wordt gedetineerd in de grensgevangenis, hebben de medewerkers van de Solidariteitsgroep Zaïrese Vluchtelingen (SZV) niet genoeg menskracht om alle bezoeken zelf af te leggen. Medewerkers van het AC worden echter nadrukkelijk niet gevraagd door de SZV om bij te springen. Volgens de SZV zou een associatie met het AC immers alleen maar problemen opleveren, terwijl zij naar eigen zeggen vrij makkelijk de gevangenis binnenkomt en dat zo wil houden.

Op 5 mei 1994 vindt er een ‘bevrijdingsfestival’ plaats bij de grensgevangenis, georganiseerd door het AC, ASKV/SV, de Liga voor de Rechten van de Mens, Dwars en de Vrijwillige Internationale Aktie. Aan de actie doen 400 mensen mee. Buiten de gevangenis blijft alles rustig onder een gemoedelijk zonnetje, ondanks de aanwezigheid van een grote hoeveelheid politie. Binnen in de gevangenis is het minder rustig. De directie heeft verteld dat de demonstratie zich richt tegen de vluchtelingen en dat de LBB daarom binnen de muren aanwezig is om de vluchtelingen te beschermen. De vluchtelingen die van tevoren door anderen op de hoogte zijn gesteld van de werkelijke motivatie van de demonstratie, voeren zelf binnen actie. Aanvankelijk zijn ze ingesloten in hun cellen, na een uur mogen ze eruit en de binnenplaats op.

De demonstratie levert weer voor een tijdje bezoekaanvragen op voor het AC, maar de intimidatiepraktijken van directie en personeel richting vluchtelingen beginnen effectief te worden. Vanaf die periode komt het AC nog slechts sporadisch binnen de muren van de grensgevangenis. Het gevolg hiervan is dat er over de grensgevangenis sindsdien bijna niets meer in de publiciteit is gekomen. Dat de situatie echter niet wezenlijk is veranderd, merkt het AC op die momenten dat wel weer toegang wordt verkregen. Bij ieder bezoek hoort de organisatie klachten van vluchtelingen over hun behandeling, over spanningen in de gevangenis, over individuele en gezamenlijke acties van vluchtelingen en de reactie van de directie daarop.
In januari 1997 blijkt zich een comité van zestien vluchtelingen in de grensgevangenis te hebben gevormd. In een brief stellen zij dat hun detentie een mensenrechtenschending is en vragen zij zich af of het vragen om asiel in Nederland een misdrijf is. Naar aanleiding van de brief vindt een gesprek met de directeur plaats, die hen adviseert hun grieven aan Amnesty kenbaar te maken. Amnesty neemt vervolgens contact op met de advocaten van de ondertekenaars van de brief, aangezien de brief ook klachten over de geringe inspanningen van advocaten bevat. Verder doet Amnesty International niets “gezien haar beperkte mandaat”.
Op 16 juni 1997 tijdens de Eurtop organiseert het AC een demonstratie bij de grensgevangenis waar 1200 mensen aan deelnemen. Op allerlei symbolische manieren wordt geprobeerd contact te krijgen met de vluchtelingen. De directie heeft vooraf de vluchtelingen ingelicht over het waarom van de demonstratie, het AC krijgt de gelegenheid om binnen pamfletten te laten verspreiden in verschillende talen. Tijdens de demonstratie worden meer dan 700 tennisballen met boodschappen, waaronder het telefoonnummer van het AC, verstuurd richting de binnenplaats. Later horen wij dat vluchtelingen geprobeerd hebben de ballen met nieuwe berichten terug te sturen, maar dat de afstand tot de demonstranten te groot was. De directie laat tennisballen die van buiten op het dak terecht zijn gekomen op de binnenplaats gooien door bewakers. De aanwezige LBB hoeft niet op te treden.

Dat doet de LBB wel op 28 juli 1997. Een groep van 50 vluchtelingen weigert zich die avond in te laten sluiten en blijft op de binnenplaats. Het protest is gericht tegen hun opsluiting en de groep eist een gesprek met het ministerie van Justitie. Om twee uur ‘s nachts wordt het protest beëindigd door 30 à 40 LBB’ers. De volgende dag blijft iedereen ingesloten op de cel waardoor niemand kan bellen en één vluchteling niet naar zijn rechtszaak kan. Omdat de directie de vreedzame demonstratie beschouwt als een ‘opstand’ worden acht vluchtelingen overgeplaatst naar verschillende gevangenissen in het land. Reden voor de overplaatsing is volgens de directie “ernstige misdragingen in het Grenshospitium”. Eén van hen wordt drie dagen in een isoleercel geplaatst. Drie overgeplaatste vluchtelingen bellen het AC op. Het AC besluit aan de slag te gaan in een poging de overplaatsingen in samenwerking met advocaten aan te vechten. Het eerste probleem daarbij is echter de houding van VVN, die weigert het AC de namen van de andere vijf overgeplaatsten te geven. Via andere kanalen komt het AC met moeite achter de ontbrekende namen, op twee na. Aan het eind van de dag is VVN met veel pijn en moeite bereid de namen van hun advocaten te geven. Van de twee waar het AC geen naam van heeft wil VVN geen naam van een advocaat geven. De weigering van VVN is des te vervelender, omdat een gecoördineerde aanpak nodig is. Deze coördinatie door het AC is voor advocaten van groot belang. Eén van de advocaten stelt het zelfs als voorwaarde om met de zaak aan de slag te gaan. Met deze overplaatsingen denkt Justitie een nieuwe juridische grondslag voor de overplaatsingen te hebben gevonden. In het verleden waren dergelijke overplaatsingen bijna altijd door rechters afgekeurd, en het AC vindt het van belang dat dit nu opnieuw gebeurt.
De rechtbank bepaalt uiteindelijk dat de overplaatsingen onrechtmatig zijn. Tegen die tijd zijn vier van de acht overgeplaatsten echter al uitgezet. Eén van die vier heeft een poging tot zelfdoding gedaan voordat hij werd uitgezet. Drie van de overgeplaatsten worden op straat gezet, één van hen wordt doorgelaten naar een opvangcentrum.

Verzet in andere gevangenissen

Bezoekgroepen bij andere gevangenissen hebben te kampen met hetzelfde probleem als waar het AC sinds begin 1994 mee te maken heeft. Zij krijgen bijna geen toegang tot de gevangenissen, er mag geen pen en papier mee naar binnen worden genomen en er mag geen informatie over de organisatie binnen de gevangenis verspreid worden. Toch wordt uit de spaarzame bezoeken duidelijk dat wat hierboven beschreven is over de grensgevangenis ook geldt voor andere gevangenissen. Wat dat betreft kunnen de ervaringen van het Autonoom Centrum in de grensgevangenis worden doorgetrokken naar andere gevangenissen.
In de gevangenis in Tilburg (de Willem II) heeft in oktober 1995 een fikse brand gewoed, waarbij de brandweer veel moeite had het gebouw rookvrij te krijgen (de plexiglas ramen kunnen niet open). Justitie besluit twee verdachten van de brandstichting - honderdduizend gulden schade en een heel ‘woonverblijf’ vernield - voor de rechter te brengen en twee jaar celstraf te eisen. De twee worden wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken. In hetzelfde jaar wordt volgens cijfers van de Willem II zelf nog twee maal brand gesticht. In de zomer van dat jaar is er een hongerstaking van tien Algerijnen, en een werkstaking van gedetineerden tegen de slechte werkomstandigheden in de gevangenis. Op bijna alle acties wordt door de directie gereageerd met overplaatsingen naar andere gevangenissen en afzonderingsmaatregelen in de gevangenis zelf. In 1995 werd in de Willem II 461 keer op de strafcel geplaatst; 34 maal werd door een vluchteling een poging tot zelfdoding ondernomen; er waren 25 pogingen te ontvluchten; 257 keer werd een vluchteling op een isoleercel geplaatst; 91 keer werd iemand in verband met de interne orde overgeplaatst. Volgens het Jaarplan 1996 werden 33 gevangenen overgeplaatst naar het Penitentiaire Ziekenhuis Scheveningen of de forensische observatie-afdelingen van de Bijlmerbajes (FOBA). Volgens een noot in het jaarverslag betekent dit dat doorgaans zes bedden in Scheveningen gebruikt worden door de Willem II, die daarmee dus in dat jaar een kwart van het totaal aantal bedden in gebruik had. Reden voor deze overplaatsingen zijn over het algemeen TBC of hongerstakingen.
Begin januari 1996 breekt in de Willem II een massale honger- en werkstaking uit tegen de vrijheidsberoving, het strenge regime en de onderbetaling bij arbeid. Het lukt de onafhankelijke bezoekgroep de Vuurdoop deze staking onder de aandacht van de media te brengen. De Vuurdoop organiseert tevens een demonstratie buiten de gevangenis ter ondersteuning van de stakers. Het personeel meldt dat dagelijks incidenten plaatsvinden. Het jaarverslag van dat jaar en een personeelsblad melden 309 plaatsingen op de strafcel, 114 gevallen van fysieke agressie, 34 hongerstakingen, zeven pogingen tot zelfdoding, drie brandstichtingen en één dreigende opstand. In augustus 1998 wordt in de Willem II wederom een grote werkstaking gehouden.

In Alphen aan den Rijn weigeren gedetineerden zich in hun cel in te laten sluiten na het luchten. De actie, die plaats heeft in augustus 1997, wordt door de directie beantwoord met geweld. De actie wordt uiteengeslagen, verschillende gedetineerden verdwijnen in de isoleercel en bij sommigen worden de TV’s van de cel gehaald. Uit protest hiertegen organiseren anderen een korte werkstaking.
In het Huis van Bewaring Zwolle gaan in de tweede week van augustus 1998 vijf gedetineerden in werkstaking voor hun vrijheid en tegen de slechte werkomstandigheden. Ze kregen bloedneuzen van het stoffig werk dat zij deden in de gevangenis. In reactie hierop besloot de directie de vijf over te plaatsen naar verschillende huizen van bewaring.
Het HvB in Nieuwersluis heeft de afgelopen jaren herhaaldelijk het nieuws gehaald. Onder directeur Suikerbuik werden de gedetineerden zo slecht behandeld dat leden van de marechaussee zich genoodzaakt zagen een klacht tegen hem in te dienen bij de officier van justitie in Arnhem. Suikerbuik werd uiteindelijk overgeplaatst. Ook na zijn overplaatsing blijven gedetineerden klagen over hun behandeling. Er is sprake van geweld van de zijde van het personeel, gedetineerden moeten meestal met koud water douchen en ‘s nachts wordt de verwarming uitgedaan waardoor hele paviljoens griepverschijnselen vertonen. Veel klachten betreffen het eenzijdige voedsel, gedetineerden moeten militaire kleding dragen en worden voor de rechter gebracht zonder rechtsbijstand van een advocaat. Een gedetineerde die probeert een werkstaking met andere gedetineerden te organiseren krijgt veertien dagen afzondering in een strafcel.
In de avond van 16 mei 1998 berooft een 25-jarige gedetineerde zich van het leven door zich op te hangen. Zijn lichaam wordt de volgende ochtend aangetroffen door het personeel. De man zat al acht maanden in vreemdelingendetentie, waarvan één maand in Nieuwersluis. Kort voor zijn zelfdoding had Justitie hem laten weten dat het gelukt was een éénmalig reisdocument voor hem te krijgen bij de Marokkaanse ambassade.
Al deze voorvallen hebben de buitenwereld bereikt omdat een bezoekgroep, een advocaat of een personeelslid het belangrijk vond er aandacht aan te besteden. Gezien de ervaringen van het AC in de grensgevangenis mag er van uitgegaan worden dat bovenstaand overzicht slechts het topje van de ijsberg betreft.

Conclusies

Vreemdelingen ervaren de detentie als onrechtvaardige straf en voelen zich als criminelen behandeld. De uitzichtloosheid en de onzekerheid brengen spanningen teweeg. Deze uiten zich in honger- of werkstakingen en in ordeverstoringen. Tevens is duidelijk dat Justitie de beheersbaarheid van deze vorm van detentie boven alles stelt. Deze beheersing wordt niet alleen gerealiseerd door repressie op de gedetineerden, maar ook door berichtgeving over de gang van zaken te voorkomen. Indien nodig wordt gegrepen naar het wapen van de criminalisering van gedetineerden en bezoekgroepen. De hoop van Justitie is tevens dat met het voorkomen van publiciteit de discussie over vreemdelingendetentie niet meer gevoerd wordt.

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish