Het einde van de Amerikaanse hegemonie - een eenzame supermacht

Immanual Wallerstein

Essay het einde van de Amerikaanse hegemonie - een eenzame supermacht Schreef Immanual Wallerstein eind juni voor het juli/augustus nummer van het blad Foreign Policy. De Verenigde Staten zijn volgens hem verworden tot een gevaarlijk zwalkend land, heersers zonder volgelingen. De Amerikanen aarzelen tussen het patriottisch vuur waarmee elke president in oorlogstijd wordt gesteund en de drang om zich afzijdig te houden. Als de haviken winnen, voltrekt de onafwendbare neergang van de Amerikaanse wereldheerschappij zich het snelst.

De Verenigde Staten op hun retour? Maar weinig mensen zouden die bewering op dit ogenblik geloven. De enigen zijn eigenlijk de Amerikaanse haviken, die luidkeels maatregelen bepleiten om het verval te keren. De overtuiging dat het einde van de Amerikaanse hegemonie in zicht is, komt niet voort uit de kwetsbaarheid die iedereen duidelijk werd op 11 september 2001. De Verenigde Staten gaan als wereldmacht al sinds de jaren zeventig achteruit en de Amerikaanse reactie op de terreuraanslagen heeft het verval alleen maar versneld. Wie wil begrijpen waarom de zogeheten Pax Americana tanende is, dient zich te verdiepen in de geopolitiek van de twintigste eeuw, en dan vooral van de laatste drie decennia. De opkomst van de Verenigde Staten als wereldheerser begon serieus met de wereldcrisis van 1873. In die tijd verwierven de Verenigde Staten en Duitsland een groeiend deel van de wereldmarkten, voornamelijk ten koste van de gestaag teruglopende Engelse economie. Beide landen hadden sinds kort een stabiele politieke basis verworven. De geschiedenisboeken vermelden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak in 1914 en eindigde in 1918, en dat de Tweede Wereldoorlog duurde van 1939 tot 1945. Maar het is zinvoller die twee als één doorlopende ˜dertigjarige oorlog™ tussen de Verenigde Staten en Duitsland te beschouwen, met nu en dan een wapenstilstand en een plaatselijk geschil ertussendoor. De opvolgingsstrijd om de hegemonie nam een ideologische wending in 1933, toen in Duitsland de nazi™s aan de macht kwamen en begonnen aan hun poging het wereldstelsel geheel te ontstijgen, door naar een wereldrijk te streven. De Verenigde Staten wierpen zich op als pleitbezorgers van het centristische wereldliberalisme en sloten een strategisch verbond met de Sovjet-Unie dat de weg opende voor de overwinning op Duitsland en zijn bondgenoten. De Tweede Wereldoorlog leidde in heel Eurazië, van de Atlantische tot de Grote Oceaan, tot een enorme vernietiging van infrastructuur en bevolkingen waaraan vrijwel geen land ongeschonden ontkwam. De enige grote industriemacht ter wereld die schadevrij bleef “ en uit economisch oogpunt zelfs veel sterker uit de strijd kwam “ was Amerika. Maar de begeerde hegemonie stuitte op een aantal praktische politieke hindernissen. Tijdens de oorlog waren de geallieerden het eens geworden over de oprichting van de Verenigde Naties. Het kritieke element van deze organisatie was de Veiligheidsraad, het enige orgaan dat het gebruik van geweld kon goedkeuren. Doordat het VN-handvest vijf mogendheden een vetorecht verleende, werd de raad in de praktijk nagenoeg tandeloos. De geopolitieke grenzen in de tweede helft van de twintigste eeuw werden dan ook niet bepaald door de stichting van de Verenigde Naties in april 1945, maar veeleer door het overleg in Jalta van twee maanden eerder tussen president Roosevelt, premier Winston Churchill en Sovjet-leider Josef Stalin. De officiële afspraken van Jalta waren minder belangrijk dan de officieuze, onuitgesproken akkoorden, die alleen te beoordelen zijn door te kijken naar het gedrag van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in de jaren daarna. Toen op 8 mei 1945 de oorlog in Europa eindigde, bevonden de Russische en westerse troepen zich op een bepaalde plaats “ in essentie langs een lijn in het midden van Europa die de Oder-Neisselinie ging heten. Achteraf bezien betekende Jalta de onderlinge overeenstemming dat beide partijen daar mochten zijn en dat geen van beide geweld zou gebruiken om de ander te verdrijven. Jalta was een akkoord over de status-quo waarbij de Sovjet-Unie circa een derde van de wereld beheerste en Amerika de rest.

 

Washington stond ook nog voor ernstiger militaire uitdagingen. De Sovjet-Unie had de grootste landstrijdkrachten ter wereld, terwijl de Amerikaanse regering onder binnenlandse druk stond om haar leger in te krimpen, met name door de dienstplicht af te schaffen. Daarom besloten de Verenigde Staten hun militaire macht niet te doen gelden door middel van landstrijdkrachten maar via een monopolie op kernwapens. Dat duurde maar kort: in 1949 had ook de Sovjet-Unie kernwapens. Sindsdien hebben de VS tevergeefs geprobeerd te voorkomen dat nog meer mogendheden de beschikking kregen over kernwapens, chemische en biologische wapens. Tot 1991 handhaafden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie onderling het ˜afschrikkingsevenwicht™ van de Koude Oorlog. De Verenigde Staten beperkten zich nagenoeg tot propagandaoefening en lieten de Sovjet-Unie grotendeels haar gang gaan. Die lijdzaamheid strekte zich niet uit tot economisch terrein. De Verenigde Staten benutten de koude-oorlogssfeer voor een grootscheepse economische wederopbouw, eerst in West-Europa en daarna in Japan. Wat had het tenslotte voor zin om zo™n verpletterend productief overwicht te hebben als de rest van de wereld geen doeltreffende vraag kon genereren. Bovendien ontstond er dankzij de economische wederopbouw onder de landen die Amerikaanse hulp ontvingen een verplichting tot vriendendiensten, de bereidheid militaire bondgenootschappen aan te gaan en zich politiek te onderwerpen. Ten slotte mogen ook de ideologische en de culturele component van de Amerikaanse hegemonie niet worden onderschat. In de tijd meteen na 1945 was de communistische ideologie op het hoogtepunt van haar populariteit. Als reactie kwamen de Verenigde Staten met een geslaagd anti-communistisch ideologisch offensief. Washington maakte minstens evenveel goede sier met zijn rol als leider van de ˜vrije wereld™ als de Sovjet-Unie met haar positie als leider van het ˜progressieve™ en ˜anti-imperialistische™ kamp.

 

Het succes van de Verenigde Staten als oppermachtige mogendheid in de naoorlogse periode schiep ook de omstandigheden voor de teloorgang van hun hegemonie. Dit proces wordt gevat in vier symbolen: de oorlog in Vietnam, de revoluties van 1968, de val van de Berlijnse Muur in 1989 en de terreuraanslagen van september 2001. Elk symbool is gegrondvest op het vorige en het geheel culmineert in de toestand waarin de Verenigde Staten zich op het ogenblik bevinden “ een eenzame supermacht die echte macht ontbeert, een wereldleider die door niemand wordt gevolgd en door weinigen gerespecteerd, en een gevaarlijk zwalkend land te midden van een wereldchaos die het niet kan beheersen. Wat was de oorlog in Vietnam? In de allereerste plaats de poging van het Vietnamese volk een einde aan het koloniaal bewind te maken en zijn eigen staat te stichten. De Vietnamezen vochten tegen de Fransen, de Japanners en de Amerikanen, en uiteindelijk wonnen de Vietnamezen. Geopolitiek betekende die oorlog een verwerping van de status-quo van Jalta door volken die toen als de derde wereld werden bestempeld. Vietnam werd zo™n krachtig symbool doordat Washington zo dom was zijn hele militaire macht in de strijd te werpen. Toen overal ter wereld de revoluties van 1968 uitbraken, werd de steun aan de Vietnamezen een belangrijke retorische component. œOne, two, many Vietnams en œHo, Ho, Tsji-minh schalden door menige straat, niet in de laatste plaats in de Verenigde Staten. Maar niet alleen de Amerikaanse hegemonie werd veroordeeld in 1968. Veroordeeld werd de samenzwering van de Sovjet-Unie met de Verenigde Staten, veroordeeld werd Jalta. Het begin van de internationale economische stagnatie in de jaren zeventig had twee belangrijke gevolgen voor de Amerikaanse macht. Ten eerste leidde die stagnatie tot de instorting van het ontwikkelingsdenken “ de gedachte dat elk land zijn economische achterstand kon goedmaken als de staat de juiste actie ondernam. Een voor een kregen ˜ontwikkelings™-regimes in de derde wereld te maken met binnenlandse wanorde, dalende levensstandaarden, een groeiende schuldenlast bij internationale financiële instellingen en een uitholling van hun geloofwaardigheid. Wat in de jaren zestig de geslaagde stuurmanskunst van de Verenigde Staten bij de dekolonisering van de derde wereld had geleken, maakte plaats voor ordeloosheid, sluimerende onvrede en ongeleide radicale bevliegingen. Als de Verenigde Staten probeerden in te grijpen, ging dat mis. In 1983 stuurde president Reagan troepen naar Libanon om de orde te herstellen. Die troepen werden in feite verdreven. Ter compensatie viel hij Grenada binnen. President George H.W. Bush viel Panama binnen. Nadat hij in Somalië had ingegrepen om de orde te herstellen, werden de Verenigde Staten eens te meer verjaagd. Aangezien de Amerikaanse regering weinig kon doen om deze dalende lijn van haar hegemonie te keren, besloot ze hem maar gewoon te negeren “ iets wat het heersende beleid werd vanaf de terugtrekking uit Vietnam tot 11 september 2001. Intussen kregen echte conservatieven het voor het zeggen in belangrijke staten en nationale instellingen. Het neoliberale offensief van de jaren tachtig werd gekenmerkt door de regimes van Thatcher en Reagan en de opkomst van het Internationaal Monetair Fonds als hoofdrolspeler op het wereldtoneel. Binnenslands probeerden de conservatieven maatregelen ter vermindering van de arbeidskosten door te voeren, milieubeperkingen voor producenten te minimaliseren en te bezuinigen op sociale voorzieningen. De feitelijke successen bleven bescheiden, zodat de conservatieven energiek de internationale arena betraden. De bijeenkomsten van het Economische Wereldforum in Davos boden een ontmoetingsplaats voor elites en media. Het IMF vormde een club van ministers van Financiën en leiders van centrale banken. En de Verenigde Staten drongen aan op de vorming van de Wereldhandelsorganisatie, om vrije handelsstromen over de grenzen van de wereld af te dwingen. Terwijl de Verenigde Staten niet opletten, stortte de Sovjet-Unie ineen. De Sovjet-Unie en haar Oost-Europese imperialistische zone bezweken onder de teleurstelling bij het volk over ˜oud links™, in combinatie met de pogingen van Sovjet-leider Michael Gorbatsjov om zijn bewind te redden door een streep door Jalta te halen en interne liberalisering te voeren. De Verenigde Staten wisten niet goed wat ze aan moesten met de gevolgen. Dit leidde rechtstreeks tot de Iraakse inval in Koeweit, die Saddam Hoessein nooit zou hebben aangedurfd als de afspraken van Jalta nog intact waren geweest. Achteraf gezien bewerkstelligden de Amerikaanse inspanningen in de Golfoorlog een wapenstilstand die min of meer samenviel met het uitgangspunt. Maar kan een wereldheerser tevreden zijn met een gelijkspel in een oorlog tegen een middelgrote regionale macht? Saddam liet zien dat je ongestraft ruzie met de Verenigde Staten kon zoeken. Meer nog dan de nederlaag in Vietnam heeft de onbeschaamde uitdaging van Saddam inwendig aan Amerikaans rechts gevreten, vooral aan de zogeheten haviken, en dat verklaart de vurigheid van hun huidige wens om Irak binnen te vallen en het bewind te vernietigen.

 

Tussen de Golfoorlog en 11 september 2001 waren de twee grote arena™s van wereldconflicten de Balkan en het Midden-Oosten. In beide gebieden hebben de Verenigde Staten een diplomatieke hoofdrol gespeeld. Hoe anders zouden de uitkomsten achteraf gezien zijn geweest als ze zich volstrekt afzijdig hadden gehouden? Op de Balkan viel een economisch geslaagde multinationale staat (Joegoslavië) uiteen. In tien jaar tijd heeft het merendeel van de ontstane staten een proces van etnificatie ondergaan en daarbij tamelijk grof geweld, wijdverbreide schendingen van de mensenrechten en regelrechte oorlogen meegemaakt. Inmenging van buiten leidde tot een wapenstilstand en een beëindiging van het meest flagrante geweld, maar kon in geen enkel opzicht de etnificatie keren. Zouden deze conflicten anders afgelopen zijn zonder de betrokkenheid van de Verenigde Staten? Misschien was het geweld langer doorgegaan, maar de basisuitkomsten waren waarschijnlijk niet zo heel anders geweest. Het beeld is nog somberder in het Midden-Oosten, waar de Amerikanen nog veel nauwer bij betrokken waren en hun mislukkingen nog spectaculairder zijn geweest. De Verenigde Staten hebben hun oppermachtige invloed niet doeltreffend weten aan te wenden “ niet bij gebrek aan goede wil of inzet, maar aan werkelijke macht. De aanslagen van 11 september 2001 vormden een grote uitdaging van die Amerikaanse macht. De verantwoordelijke personen waren leden van een strijdmacht die niet tot een land behoorde met een hoge mate van vastberadenheid, wat geld, een stel toegewijde volgelingen en een sterke basis in één zwakke staat. Kortom, militair stelden ze niets voor. Toch wisten ze een brutale aanslag op Amerikaanse bodem uit te voeren. George W. Bush had toen hij aan de macht kwam veel kritiek op de wereldpolitiek van de regering-Clinton. Bush en zijn adviseurs gaven niet toe dat de weg van Clinton dezelfde was geweest als die van elke Amerikaanse president sinds Gerald Ford, met inbegrip van Ronald Reagan en George H.W. Bush. Het was tot 11 september zelfs ook de weg geweest van de huidige regering-Bush. Na de terreuraanslagen verlegde Bush zijn koers en verklaarde het terrorisme de oorlog, waarbij hij het Amerikaanse volk verzekerde dat œde uitkomst vaststond en de wereld liet weten dat œje of voor ons of tegen ons was. Eindelijk werd het Amerikaanse beleid door de haviken beheerst. Hun standpunt is duidelijk: de Verenigde Staten bezitten een overweldigende militaire macht en ook al vinden talloze buitenlandse leiders het onverstandig als Washington met zijn militaire spierballen rolt, diezelfde leiders kunnen en zullen niets doen als de Verenigde Staten de rest gewoon hun wil opleggen. Het havikenstandpunt uit zich op het ogenblik op drie manieren: de militaire aanval in Afghanistan, de feitelijke steun aan de Israëlische poging de Palestijnse Autoriteit uit te schakelen, en de inval in Irak, die in de militaire voorbereidingsfase schijnt te verkeren. Het is misschien nog te vroeg om te beoordelen wat dergelijke strategieën zullen opleveren. Tot dusver heeft de nieuwe aanpak geleid tot de omverwerping van de Taliban in Afghanistan en tot hevig verzet van de Amerikaanse bondgenoten in Europa en het Midden-Oosten tegen de plannen voor een inval in Irak In hun versie van de jongste gebeurtenissen beklemtonen de haviken dat er weliswaar serieus verzet tegen het Amerikaanse optreden is geweest, maar dat dit toch voornamelijk verbaal is gebleven. West-Europa, Rusland, China en Saoedi-Arabië bleken geen van alle in ernst bereid de banden met de Verenigde Staten te verbreken. Met andere woorden, zo menen de haviken, Washington kon het zich inderdaad veroorloven. De haviken verwachten eenzelfde uitkomst als het Amerikaanse leger daadwerkelijk Irak binnenvalt, en ook daarna weer als de Verenigde Staten elders in de wereld hun gezag laten gelden, bijvoorbeeld in Iran, Noord-Korea, Colombia of misschien wel Indonesië. Maar de haviken zien het verkeerd en zullen alleen maar bijdragen tot het Amerikaanse verval, doordat ze een geleidelijke teruggang omzetten in een veel snellere en wildere val. De havikenaanpak zal met name mislukken om militaire, economische en ideologische redenen. Ongetwijfeld blijft het leger de sterkste kaart van de Verenigde Staten: het is ook eigenlijk de enige kaart. De Verenigde Staten bezitten tegenwoordig het meest geduchte militaire apparaat ter wereld. Maar kan Amerika dus Irak binnenvallen, veroveren en er een bevriend en stabiel bewind installeren? Vermoedelijk niet. Het leger van Saddam Hoessein is niet dat van de Taliban. Voor een Amerikaanse inval zou onvermijdelijk een serieuze landstrijdmacht nodig zijn, die zich een weg naar Bagdad zou moeten vechten en vermoedelijk aanzienlijke verliezen zou lijden. Zo™n strijdmacht zou zich ook ergens moeten groeperen, en Saoedi-Arabië heeft duidelijk gemaakt dat het zich daarvoor niet zal lenen. Van Saddam valt te verwachten dat hij al zijn wapens inzet, en het is juist de Amerikaanse regering die er over inzit hoe akelig die wapens misschien wel zijn.

 

De Amerikanen aarzelen tussen patriottisch vuur waarmee elke president in oorlogstijd wordt gesteund, en een sterke drang om zich afzijdig te houden. Sinds 1945 is het patriottisme altijd sterk gedaald als het dodencijfer opliep. Waarom zou de reactie nu anders zijn? En ook als de haviken geen boodschap hebben aan de publieke opinie, dan geldt dat nog niet voor de Amerikaanse generaals, die wijs geworden zijn in Vietnam. Bovendien blijft Washington politiek alleen staan; vrijwel niemand (op Israël na) vindt dat het havikenstandpunt hout snijdt of aanmoediging verdient. Andere landen zijn bang of niet bereid om zich rechtstreeks tegen Washington te verzetten, maar ook hun terughoudendheid is schadelijk voor de Verenigde Staten. De Verenigde Staten hebben twee mogelijkheden: ze kunnen de weg van de haviken volgen, met negatieve gevolgen voor iedereen maar vooral ook voor henzelf. Of ze kunnen inzien dat de negatieve effecten te groot zijn. Simon Tisdall van het dagblad œThe Guardian stelde onlangs dat ook als de Verenigde Staten zich niets aantrekken van de internationale publieke opinie, œze niet in staat zijn in hun eentje een succesvolle oorlog met Irak te voeren zonder onmetelijke schade op te lopen, niet in de laatste plaats qua economische belangen en energievoorziening. Bush kan weinig meer dan stoere taal uitslaan en een machteloze indruk maken. En als de Verenigde Staten Irak toch binnenvallen en zich dan noodgedwongen weer terugtrekken, zullen ze een nog machtelozer indruk maken. President Bush lijkt een uiterst beperkte keuze te hebben, en het lijdt weinig twijfel of de Verenigde Staten zullen de komende tien jaar als beslissende kracht in de wereldpolitiek achteruit blijven gaan. De vraag is niet of de Amerikaanse hegemonie tanende is, maar of de Verenigde Staten een elegante draai aan hun terugval weten te geven, met minimale schade voor de wereld en zichzelf.