De mythen en de verkeerde toon

De mythen en de verkeerde toon

Terwijl politici elkaar aftroeven met voorstellen over migratiebeperkingen, ontwikkelt zich in de wetenschap een stroming die de teugels juist wil laten vieren. Economen, sociaal-geografen en migratie-deskundigen pleiten voor een open visie op migratie. Een aantal van hen wil vooral diepgravend, nuancerend onderzoek. Anderen hebben het zelfs over het opheffen van het huidige vreemdelingenbeleid.

Vooral de toon van het huidige migratiedebat is een doorn in het oog van veel onderzoekers. Zo ergert Philip Muus van Ercomer (Migratie Instituut van de Universiteit van Utrecht) zich al lange tijd aan het taalgebruik van politici zodra het over migratie gaat. In het boekje `De wereld in beweging' wijdde Muus een heel hoofdstuk aan de `watertaal' die politici uitslaan. Zodra het over migratie gaat, gaat het over stromen' en `dammen opwerpen'. "Het gebruik van watertaal zal eerder angst en onzekerheid in vestigingslanden creëeren dan begrip van wat feitelijk plaatsvindt en in de toekomst kan gebeuren. Migratie is geen natuurverschijnsel maar mensenwerk, een proces waarin creatieve, handelende, denkende en voelende mensen betrokken zijn", aldus Muus.
Ook Prof. H. B. Entzinger van hetzelfde instituut pleitte in maart 1994 in Justitiële Verkenningen al voor een andere kijk op migratie. `Tegenover het beeld van golven en dijkdoorbraken kan men een ander beeld kan plaatsen. Het is het beeld van de Duitse essayist Enzensberger, die internationale migratiebewegingen vergelijkt met de pijlen op een weerkaart, waarmee wordt aangegeven hoe luchtmassa's zich verplaatsen van koud naar warm en terug. Het beeld is mij sympathieker, niet omdat lucht een betere metafoor zou zijn dan water, maar wel omdat dergelijke weerkaarten meestal een relatief groot deel van het aardoppervlak omvatten en daarmee laten zien hoezeer luchtbewegingen onderdeel zijn van een systeem, hoezeer zij een patroon vormen. Wanneer men dit patroon doorziet, gaat hiervan plotseling minder dreiging uit'.
Chrisje Brants (Hoogleraar strafrecht van de universiteit van Utrecht) stoort zich vooral aan de discussie over aantallen. "Wat mij stoort aan het debat is dat het zich voortdurend manifesteert als een vraag over hoeveel mensen wij in Nederland kunnen hebben, dat het gaat om aantallen. Als je niet over aantallen wenst te praten, maar over een aantal uitgangspunten, dan ben je voor het debat niet interessant. Ik denk dat je daarom moet praten over waarom in betrekkelijk korte tijd het publieke debat over vreemdelingen zich behoorlijk heeft gewijzigd, wat je ook in de taal kunt zien. Daarbij moet je ook de Europese dimensie voegen want je praat niet alleen over Nederland als je praat over migratie en vreemdelingen. Het gaat dan ook om de verschillende gewijzigde utopiën van Europa, het grote economische paradijs, maar ook het mensenrechtenparadijs dat het hoort te zijn en de spanning daartussen". Brands nam deel aan het Ronde tafelgesprek dat het Autonoom Centrum organiseerde voor het boek `Grensgevangenen'.

Nuancering van het migratiedebat

Tegenover de `watertaal' van de politici stellen de wetenschappers een nuancering van een debat. Nuancering, die zal moeten leiden tot een grotere acceptatie van het fenomeen migratie. Opmerkelijk is dat veel onderzoekers juist vinden dat migratie slechts zeer beperkt beheersbaar is, terwijl de politici daar al hun pijlen op richten.
In Nederland wordt aan een aantal instituten momenteel onderzoek gedaan naar migratie en de integratie van migranten. Het Amsterdamse IMES richt zich vooral op de integratie, in het Utrechtse Ercomer wordt veel feitenmateriaal op een rij gezet. Beide instituten plaatsen de huidige migratiebewegingen binnen de globalisering van de wereldeconomie.
Philip Muus van Ercomer ziet aan de ene kant een proces van samengaan van landen en aan de andere kant juist desintegratie. "In het ene geval worden internationale migranten interne migranten en verdwijnen uit het beeld, zoals in de Europese Unie, terwijl in het geval van politieke desintegratie mensen vreemdeling in eigen land worden, kijk naar Oost-Europa en Afrika". Als voorbeeld noemt Muus de uitsluiting van zigeuners van burgerrechten in Tjechië.
Muus benadrukt in `De wereld in beweging' dat de moderne natie-staat zoals wij die kennen van nog maar zeer recente datum is. "waar vroeger geen paspoort nodig was, is het nu het document waarmee iemands nationaliteit is vastgelegd". Op grond van dit onderscheid krijgen mensen burgerrechten, `vreemden' en `buitenlanders' worden deze rechten onthouden. Volgens Muus is migratie daardoor komen te vervallen in termen van beheersing. Waar we in de geschiedenis boekjes praten over `volksverhuizingen' hebben we het nu over `kennelijk ongegronde asielzoekers.

Jeroen Doomernik van het IMES ziet vanaf de zeventiger jaren een duidelijke spanning ontstaan tussen de ideologie van de `verzorgingsstaat' en de `natie-staat'. Daar waar de verzorgingsstaat het nog opneemt voor alle ingezetenen, zijn burgerrechten in een natie-staat slechts voorbehouden voor de eigen staatsburgers. Doomernik schets de wereld als een `global village', waarin kapitaal, goederen, productie-eenheden, maar ook informatie, ideeën en culturele produkten steeds gemakkelijker grenzen en geografische afstanden overbruggen. "Een toenemende verplaatsing van mensen is een onvermijdelijk gevolg van die globalisering".
Zowel Muus als Doormernik stellen als vervolg op deze globalisering de beheersbaarheid van migratie ter discussie. Muus:
"Belangrijke factoren die migratie op het niveau van landen beïnvloeden kunnen we niet voorspellen: hoe zal de economie en de arbeidsmarkt zich ontwikkelen? Hoe zal de mensenrechtensituatie in landen zich ontwikkelen? En wanneer beslist een individu te migreren?". Allemaal factoren die ook volgens Doomernik te complex zijn om te kunnen beheersen.
In `Migratiebeleid voor de toekomst', dat J. Doomernik samen met R. Penninx en H. van Amersfoort schreef, ontwikkelden zij een model voor de ingewikkelde processen rondom migratie (zie figuur). Zij stellen dat ondanks de aanwezigheid van een groot aantal push-factoren, migratie juist vaak achterwege blijft. Een groot aantal andere randvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld een bijzondere band met het land van bestemming, lijken juist bittere noodzaak.
De onbeheersbaarheid van migratie geldt volgens Muus ook voor remigratie. Muus noemt bijvoorbeeld de gesubsidieerde terugkeer van arbeidsmigranten naar landen van herkomst. "Het veronderstelt minder migranten in de vestigingslanden, ontwikkelingsgeld, dat gericht besteed kan worden en dat de regio's en landen van herkomst zich mede op deze wijze verder kunnen ontwikkelen. De werkelijkheid is echter anders. Veel individuele terugkeerprojecten, waarbij merendeels kleine familiebedrijfjes vanuit Nederland worden gesubsidieerd zijn een stille dood gestorven. Een deel van deze gesubsidieerde terugkeerders zit inmiddels weer in Nederland na moeizame procedures over hertoelating en schuldvereffening.

Het Recht op migratie

Gedegen onderzoek op dit terrein kan dus al snel leiden tot nuancering van het beleid. een aantal onderzoekers gaat echter nog verder en probeert ook vorm te geven aan een ander beleid. In `Migratiebeleid voor de toekomst' pleiten Doormernik, Penninx en van Amersfoort voor een gequoteerd toelatingsbeleid.
Dit boekje is naast de ideeën van Ed Lof één van de weinige pogingen om een alternatief migratiebeleid vorm te geven. Het boekje is geschreven voor de Tijdelijke Wetenschappelijke Commissie Minderhedenbeleid (TWCM) en was bedoeld als praktisch handvat voor alternatieven voor het huidige beleid. De onderzoekers van IMES vonden binnen deze marges toch nog ruimte voor een alternatief. Kernwoorden van hun visie vormt een transparant beleid, waarbinnen het `recht op migratie' en het `recht opblijven' twee belangrijke pijlers zijn.
De onderzoekers zien het ontstaan van grote gebieden waarin vrije migratie mogelijk is (bijv. de Europese Unie) als een stap in de goede richting. De grote ongelijkheid in rijkdom op de wereld maakt het volgens hen vooralsnog onmogelijk vrije migratie op wereldschaal te ontwikkelen. In plaats daarvan omschrijven de onderzoekers `het recht op blijven'. Met gedwongen migratie om economische redenen is niemand gebaat, met het wegnemen van de verschillen wel. Een integraal immigratiebeleid kan in hun ogen dan ook niet zonder een gericht ontwikkelingsbeleid. Belangrijk is het doorbreken van de korte termijn strategiën (zoals bijvoorbeeld de strenge normen voor gezinshereniging) ter voorkoming van migratie. Op lange termijn kan volgens de onderzoekers namelijk wel een grote behoefte zijn aan immigranten in Nederland en de rest van Europa. Net als Ed Lof wijzen ze hierbij op de vergrijzing in Europa.
De IMES onderzoekers komen tot zeer praktisch conclusies. In hun voorstel moeten de sociale partners de jaarlijkse behoefte aan immigranten vaststellen. Vervolgens moet het parlement over de voorstellen debatteren en een quotum vaststellen. Er blijkt nu ook al behoefte te zijn (illegalen) en gevolg is ontlasting van andere kanalen (asiel), waardoor de acceptatie in de samenleving voor immigranten weer zal toenemen. Als voorbeeld noemen de onderzoekers de situatie in Duitsland, waar een quotum geldt voor de immigratie van Ausiedler (etnische Duitsers uit de voormalige Sovjet Unie). Voor hun vertrek moeten zij een aanvraag indienen, hebben de zekerheid van toegang, maar moeten soms een tijd wachten. Hoewel de wachtlijsten lang zijn wordt er niet aan `queue jumping' gedaan.
In hun voorstellen gaan de onderzoekers er net als bij de komst van de gastarbeiders in de zestiger jaren vanuit dat het verblijf hier niet permanent zal zijn. Remigratie zal bevorderd moeten worden, bijvoorbeeld door het mogelijk maken vaneen `proefterugkeer'. Het recht op verblijf hier zou niet meteen moeten komen te vervallen. Enige druk moet volgens de onderzoekers ook toepasbaar zijn, bijvoorbeeld door het `sparen van sociale premies' en die pas uit te keren na remigratie.
Volgens Doomernik, Penninx en van Amersfoort zal door een vastgesteld quotum voor arbeidsmigranten, de druk op het asielbeleid ook afnemen. `Asielmigratie naar het Westen is momenteel de enige mogelijkheid. Er zitten ook mensen bij die arbeidsmigrant zijn. Je kunt beter een transparant beleid formuleren waarbij je mensen die mogelijkheid ook biedt. Er zal dan ook weer een maatschappelijk draagvlak ontstaan voor asielzoekers.

Breder perspectief

Jeroen Doomernik zelf gaat een flinke stap verder dan de voorstellen uit het boek. Tijdens een discussie binnen GroenLinks over een humaan Europees Asielbeleid toonde Doomernik zich voorstander van vrije migratie. " Over de hele wereld gezien is migratie richting Europa vrij beperkt. Daarbij blijkt migratie uiteindelijk toch een soort evenwicht op te leveren. Als duidelijk is dat migratie ook geen persoonlijke positieverbetering meer oplevert neemt het saldo weer af". Net als Ed Lof denkt Doomernik dat er wel normen moeten worden aangepast: "Je kan immigranten niet bieden wat je nu alle burgers aanbiedt. Je kan iemand de kans geven het hier te proberen, maar dan zonder hulp. Als het lukt, kan iemand blijven, zo niet dan zal hij of zij toch weer terug moeten keren, en dat waarschijnlijk zelf ook willen". Het debat waar Doomernik aan deelnam, ging over de ideeën voor een humaan en rechtvaardig Europees asielbeleid van GroenLinks. Uitgangspunt was het boekje `Recht op Bescherming', waar in het kort een schets werd gegeven van een alternatief asielbeleid. Opvallend aan de voorstellen is dat GroenLinks zich wel heel erg conformeert aan de bestaande kaders. Het asielbeleid wordt los geanalyseerd van het begrip migratie ende oplossingen worden gezocht in de procedures. Tijdens de discussie kwam dan ook vooral naar voren dat het ontbrak aan een breder perspectief.
Een perspectief, waar overigens veel te weinig vorm aan wordt gegeven. Positief is de nuancering die wetenschappers proberen in te brengen in het debat, negatief het meedenken binnen de marges van de politici. Maar steeds meer wetenschappers stappen over die grens van beperking en beheersing en proberen feiten aan te dragen waarmee alternatieven onderbouwd kunnen worden. Politieke bewegingen die zich vanuit directe betrokkenheid vaak niet richten op het `grote' verhaal zouden de stap moeten zetten richting wetenschappers die nadenken over alternatieven. Ook zij zijn gebaat met verhalen uit de praktijk.

Wil van der Schans

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish