Krant: De Vreemdelingen-wet 2000

de nieuwe orde, oktober 1998

Techniek en politiek, een gevaarlijk verbond?, oktober 1998

De verdedigingslinies van Europa, oktober 1998

Georganiseerde mensensmokkel of georganiseerde instroom (mei 1998)

Mensensmokkel: het bedreigde continent (mei 1998)

De muur weer wat hoger (december 1997)

Harmonisatie van de asielpolitiek op Europese schaal (1997)

Het verwijderingscentrum Ter Apel in het kader van het Nederlandse vreemdelingenbeleid (eind 1995)

Vergelijking tussen een gewoon AZC met het AZC dat in Ter Apel gepland is (eind 1995)

Uitwerking herziene Vreemdelingenwet (maart 1994)

Commentaar op Herziene Vreemdelingenwet van 1 januari 1994 (december 1993)



(Omdat het doel is de aandacht af te leiden van de macht en het functioneren ervan - op de ministeries, de directiekamers van grote ondernemingen en dergelijke - moet het gevaar vandaag de dag ver weg liggen: bij 'de andere', die heel erg verschillend is van ons, of in ieder geval van wat men ons geleerd heeft dat we zouden willen zijn. De uitgekozen doelen moet ook zwak genoeg zijn om zonder hoge kosten aangevallen te kunnen worden; de verkeerde kleur helpt ook veel. Kortom de dreiging moet ergens uit de Derde Wereld komen, die in het buitenland, ofwel de Derde Wereld in een binnenstad. Wil men voldoende effect uit een gevaar kunnen halen dan moet het gevaar serieus zijn of op zijn minst als zodanig kunnen worden afgeschilderd. De verdediging tegen de bedreiging moet de bevolking zo oorlogszuchtig maken dat ze haar bestuurders de vrije hand geeft om een politiek te voeren die op andere gronden steunt." (Noam Chomsky over de drugsoorlog van de VS, dit citaat kun je zo gebruiken over de oorlog tegen vluchtelingen hier.)

Dit is niet eerder vertoond. Dit is de meest ernstige discriminatiewet sinds de Tweede Wereldoorlog<170> (hoogleraar bestuursrecht, mr P. de Haan)

De afgelopen twee weken is in de Tweede Kamer de herziening Vreemdelingenwet (Vw) behandeld. In juridische kringen worden de wijzigingen alom bekritiseerd, zoals ook bovenstaand citaat aangeeft. De huidige tweedeling in de maatschappij tussen werkenden en niet-werkenden, kansvollen en kansarmen, die vluchtelingen dagelijks aan den lijve ondervinden, krijgt met deze wet een nieuwe dimensie: een tweedeling wat betreft rechtsbescherming en juridische verweermogelijkheden. Dit is niet alleen in strijd met artikel 1 van de grondwet: discriminatie op welke grond dan ook is niet toegestaan, het effekt van de voorgestelde wijzigingen in de Vreemdelingenwet staat ook haaks op de bescherming van mensenrechten, zoals vastgesteld in diverse internationale verdragen. Ondanks de enorme vluchtbewegingen op wereldschaal veroorzaakt door oorlog, honger en onderdrukking voert Nederland een steeds restrictiever vreemdelingenbeleid. Dit beleid is niet los te zien van een Europees beleid dat er op gericht is Europa dicht te timmeren voor vluchtelingen. Dit blijkt wel uit het feit dat de Oost-Europese grenzen snel gesloten worden. Grenzen die kort geleden geslecht zijn door de `overwinning' van de `vrije democratische' westerse wereld. De Vreemdelingenwet, de voorgestelde wijzigingen ervan en de verantwoording in de Memorie van Toelichting, construeren een 'werkelijkheid', die vluchtelingen en hun vluchtmotieven min of meer uitsluit. Dat is een verontrustende ontwikkeling, een uitholling van het recht op asiel. Eveneens sluit men bewust de ogen (en grenzen) voor de realiteit van schendingen van mensenrechten. Iedereen kan zien dat de wantoestanden in de wereld meer en meer slachtoffers voortbrengen en steeds meer mensen doen vluchten. Het antwoord van de wetgever op deze crisissituaties, waar we allen verantwoordelijk voor zijn, is: tegenhouden, opsluiten, terugsturen, zo ver mogelijk weg van hier. Er wordt een wereld gecre‰erd, die zich kenmerkt door een nieuwe orde waarin eigen bezit beschermd wordt door zich terug te trekken in het eigen bastion. Een deel van de voorstellen ter herziening van de Vreemdelingenwet is een achterafgoedkeuring van reeds bestaand beleid. Men probeert nu achteraf een wettelijke basis voor al bestaande praktijken te cre‰ren. Zoals bijvoorbeeld de verdere aanscherping van de claims op de vliegtuigmaatschappijen, de beperking van bewegings'vrijheid' binnen detentie op basis van art. 7a Vw. (Dit artikel houdt o.a. in dat vreemdelingen aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd, en die politiek asiel hebben aangevraagd, de beslissing op hun asielverzoek moeten afwachten in een door met grensbewaking belaste ambtenaar aangewezen ruimte. Deze ruimte kan afgesloten worden). Maar ook vrijheidsbeperking van vluchtelingen in opvangcentra, die zich dagelijks moeten melden. Al deze voorstellen zijn nu al dagelijkse realiteit. Dat wetgeving voortvloeit uit de praktijk zou een goede gang van zaken kunnen zijn als die praktijk uitging van bescherming van mensenrechten en werkelijk ruimhartige opvang en niet van restrictief beleid met als doel het tegenhouden van `stromen asielzoekers' die aan de grens zouden staan.

Detentie
Naast deze algemene kritiek op de aanscherping van het toch al restrictieve beleid willen wij hieronder op een aantal punten van de herziening Vreemdelingenwet verder ingaan. Het eerste punt betreft de detentie. Op basis van het ontstane art. 7a Vw dient de vreemdeling in afwachting van een beslissing op de aanvraag tot toelating zich op te houden in een aangewezen ruimte. Door de kan-bepaling in art.7a, kunnen vluchtelingen worden opgesloten. Uit de huidige praktijk blijkt dat de meeste art. 7a Vw vluchtelingen opgesloten worden. Opsluiting van vluchtelingen is ontoelaatbaar. De toekomst doet het ergste vermoeden. Doordat het land van eerste opvang verantwoordelijk is voor de afhandeling van een asielverzoek, betekent het dat Nederland alleen nog maar asielverzoeken hoeft te behandelen van diegenen die via Schiphol of zeehavens (Rotterdam) Nederland binnen komen. Enig toezicht op de wijze waarop het eerste land van opvang met asielverzoeken omgaat is er niet. Het kan dus gebeuren dat een zigeunerfamilie die uit Roemeni‰ via Hongarije, Oostenrijk en Duitsland vlucht naar Nederland dezelfde weg terug wordt gestuurd en in Hongarije asiel moet aanvragen. Dit terwijl de behandeling van zigeuners in dat land ook te wensen overlaat. Het valt te verwachten dat de meesten van die asielzoekers die via Schiphol en Rotterdam aankomen artikel 7a krijgen en dus gedetineerd kunnen worden. Zo verdwijnt de asielzoeker nog verder uit beeld. Voor de asielzoeker is het natuurlijk ook veel moeilijker om zijn/haar verhaal duidelijk te maken door het gebrek aan bewegingsvrijheid en de snelle procedures. Hierbij komt dat een deel van het beleid zich zal onttrekken aan democratische controle. In het huidige art. 7a Vw is opgenomen de bepaling dat regels m.b.t. het regime bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) kunnen worden gesteld, die dan wel dienen te worden voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. Deze bepaling ontbreekt echter in de voorgestelde wijziging. In het wetswijzigingsvoorstel wordt ten aanzien van het artikel 7a regime de bepaling <169>...waaronder de nodige beheersmaatregelen<170> toegevoegd. Noch in de Memorie van Toelichting, noch elders wordt uitleg gegeven over wat men hieronder verstaat. In de praktijk is gebleken dat een beheersmaatregel wordt getroffen met betrekking tot `veiligheid en orde binnen de inrichting' en dat bijvoorbeeld vluchtelingen werden overgebracht naar de isolatie-afdeling van Huizen van Bewaring (HvB). Vele HvB's zijn het afgelopen jaar aangewezen als ruimten voor art. 7a Vw vluchtelingen en vele kunnen nog volgen. De Raadkamer heeft deze handelwijze weliswaar afgewezen maar tegen die afwijzing is door de Officier van Justitie beroep aangetekend, dat uiteindelijk is gewonnen. Hangende die uitspraak is de directie van het Grenshospitium gewoon verder gegaan met overplaatsing in HvB's. Verder is een aantal cellen in Leeuwarden verbouwd voor opvang van artikel 7a vluchtelingen. Volgens van Huet die meer dan een half jaar interim-directeur van de grensgevangenis is geweest moet dit gezien worden als cellen die voor een soort carrousel-systeem gebruikt kunnen worden zoals we ook bij Extra Beveiligde Inrichtingen (EBI's) zien. Bij onrust, of met de woorden van Justitie: <169>dreigende groepsvorming<170>, kan een deel van de vluchtelingen vanuit de grensgevangenis overgebracht worden naar Leeuwarden. In de praktijk is gebleken dat vluchtelingen binnen de detentie nog verder in hun vrijheid beperkt worden. Zij worden bijvoorbeeld elke avond om 21.15 uur ingesloten op hun cel. Dit terwijl binnen het art. 7a Vw de vluchteling niet meer dan strikt noodzakelijke beperkingen opgelegd zou krijgen. Het Reglement Grenslogies spreekt cynisch genoeg van <169>interne bewegingsvrijheid<170>. De controle op en beheersmaatregelen tegen de vluchteling beperken de vluchteling wel degelijk meer dan <169>...noodzakelijk, voorzover dit in het belang is van een ordelijke gang van zaken<170>, aldus het Reglement. Daarbij willen wij erop wijzen dat formulering van ‚‚n en ander m.b.t. `grenslogies' steeds meer gelijkend aan en overlappend is met formules uit het gevangeniswezen. Dit, terwijl Justitie nog steeds tegen beter weten in de formule 'grenshospitium' hanteert, om haar beleid te 'verkopen'. Het strafrecht biedt echter meer rechten aan een gedetineerde dan detentie op basis van artikel 7a van de Vreemdelingenwet. Tot nu toe was art. 7a niet aan termijnen gebonden. Na alle kritiek op de grensgevangenis heeft Kosto een wijziging in de herziening ingevoerd. Deze houdt in dat het Openbaar Ministerie zelf na vier weken voor iedere vluchteling die gedetineerd op basis van artikel 7a beroep aantekent tot opheffing bij de rechtbank. De rechtbank dient dan na twee weken de vreemdeling te horen. Er is dus nog steeds geen wettelijke termijn en Justitie schuift het door naar de rechtbank. Het is onduidelijk wat die met de verzoeken gaat doen en op grond van welke criteria zij besluiten neemt. Wij keuren ook de artikelen 17a Vw (vreemdeling dient zich op te houden in een door of namens bevoegde autoriteit aangewezen plaats in afwachting van de beslissing op het asielverzoek) en 18a/18b Vw af (vreemdeling wiens verzoek is afgewezen en die zich niet aan de meldingsplicht van artikel 17a houdt, dient zich op te houden op een aangewezen plaats die kan worden afgesloten). Zij houden een verdergaande vrijheidsbeperking in, die slechts gericht is op beschikbaar blijven voor uitzetting, met de mogelijke sanctie van vrijheidsberoving. In de Nota van Toelichting bij het Reglement Grenslogies (grensgevangenis) is naast de detentie van art. 7a Vw-vluchtelingen, sprake van detentie van artikel 18a vluchtelingen." Als een asielzoeker zonder geldige reden niet heeft voldaan aan de aanwijzingen, bedoeld bij art.17a Vw, volgt er voor hem/haar een dubbele sanctie. Namelijk mogelijke detentie in de grensgevangenis op basis van art. 18a/18b Vw en niet-ontvankelijk verklaring van zijn/haar asielverzoek (artikel 15c). Het asielverzoek wordt vervolgens niet ingewilligd. Dit is onaanvaardbaar, daar het een vluchteling betreft, die zelfs de toegang heeft gekregen tot Nederland en is toegelaten tot de asielprocedure. Ook willen we nog vermelden dat ontsnappingen van vluchtelingen uit detentie strafbaar gesteld zullen worden, dit i.t.t. ontsnappingen in gewone HvB's.

Rechtsongelijkheid
In de herziening van de Vreemdelingenwet worden de procedures verkort en versneld. Hierdoor komt de rechtsbescherming van de vluchteling in het nauw. Ook dit is reeds praktijk: vluchtelingen worden snel gedeporteerd, hen wordt aangeraden het asielverzoek in te trekken, de rechtsgang wordt voor de raadsmensen gefrustreerd, de tijd die ervoor staat om iemand te verdedigen is vaak veel te kort. Te meer daar de bewijslast is omgekeerd. Omdat Justitie de vluchteling de toegang tot Nederland geweigerd heeft, veelal niet vertrouwt in zijn/haar vluchtverhaal of de aangegeven nationaliteit betwist, moet de verdedigende partij nu met bewijzen komen dat zijn of haar verhaal wel klopt. Zelden krijgt een vluchteling het voordeel van de twijfel. Integendeel, de kennelijk-ongegrond-verklaringen worden veelvuldig en na snelle oppervlakkige verhoren vol strikvragen uitgedeeld. Een van de maatregelen die de procedure moet versnellen is dat een afgewezen vluchteling minder beroepsmogelijkheden krijgt. Het beroep tegen een negatieve beschikking zou nog slechts bij de Vreemdelingenkamer van rechtbank in Den Haag met nevenzittingsplaatsen te Amsterdam, Haarlem, Den Bosch of Zwolle middels ‚‚n rechtsgang plaatsvinden. De burgerlijke rechter en de strafrechter (rechtbank, gerechtshoven en Hoge Raad) worden uitgesloten. Net zoals de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. Dit terwijl elke andere persoon in Nederland op z'n minst de mogelijkheid heeft tot drie rechtsgangen. Als slechts ‚‚n beroepsgang rest, de termijn voor indiening ervan ingekort wordt van 6 naar 4 weken en bezwaar of administratief beroep (volgens art. 29 Vw) onmogelijk wordt bij niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond verklaarde asielverzoeken, zal ook het advies van de Advies Commissie Vreemdelingenzaken buiten spel komen te staan. Volgens het art. 29 Vw kan geen beroep/bezwaar worden ingezet tegen de kennelijk ongegrond en niet-ontvankelijk verklaarde asielverzoeken, waar op grond van de Vluchtelingenwet tot vrijheidsbeperking of vrijheidsbeneming is overgegaan. Binnen een week is daar de enige mogelijkheid het beroep op de vreemdelingenkamer (art. 33c). Dit betekent een verdere uitholling van de rechtsbescherming van deze kategorie en cre‰ert rechtsongelijkheid t.o.v. asielzoekers wier vrijheid niet is ontnomen. Bovendien onttrekt het oordeel over de van hun vrijheid beroofde asielzoekers zich geheel en al aan het gezichtsveld en de democratische toetsing. "Eens negatief beschikt blijft negatief beschikt", lijkt het motto. De huidige praktijk wijst echter uit dat er bij de eerste gehoren veelal negatief wordt beschikt, maar dat in herziening een asielverzoek alsnog kansen maakt. Dit is niet vreemd: verwarring en strikvragen typeren veelal het eerste interview, zeker niet het voordeel van de twijfel voor betrokken vluchteling. Dit leidt vaak tot een onzorgvuldige eerste beoordeling. Daarbij kunnen er bij de herziening van een asielverzoek vaak nieuwe argumenten en/of verder bewijsmateriaal worden toegevoegd, die het verhaal van de vluchteling hard maken. Ook de individuele toetsing, waar Justitie toch vaak prat op gaat, komt in het nauw, doordat asielverzoeken bij beoordeling geen eerlijke afweging krijgen, omdat men bijvoorbeeld met een zogenaamde risicovlucht aankomt of een bepaalde nationaliteit heeft. Doordat men van justitiezijde bevooroordeeld is, wordt toetsing eigenlijk al bij voorbaat uitgesloten. Ook doordat de valsheid van, of `niet op de persoon betrekking hebbende' overgelegde bescheiden zwaarwegender zijn in het oordeel over het asielverzoek, dan de vluchtmotieven. Bovendien blokkeert een vals/oneigenlijk dokument verdere inwilliging, omdat het asielverzoek kennelijk ongegrond wordt bestempeld.

Strafsancties vervoerders
In de herziening Vreemdelingenwet krijgen vervoerders een taak toebedeeld die hen niet past: die van contactambtenaar. Aan art. 6 Vw wordt een verplichting aan vervoerders toegevoegd om een afschrift/kopie van elk grensoverschrijdingsdocument over te leggen aan de grensbewakingsambtenaren. Zo wordt geprobeerd die vervoerders medeplichtig te maken en worden zij de 'lange arm' van Justitie. Blijft de vervoerder in gebreke en wordt iemand als vluchteling geweigerd, dan is de vervoerder verantwoordelijk voor het terugvliegen van de bewuste persoon. Dit is net zo verwerpelijk als het inrichten door de KMAR (marechaussee) en Justitie van agentschappen in landen van herkomst die `bij het instappen zullen helpen'. Vluchten, dat weet iedereen, gaat niet netjes. Het is een enorm risico voor de vluchteling t.o.v. de autoriteiten om op eigen papieren weg te vluchten. Vluchten is vaak immers een misdaad tegen het regime. Bovendien heeft men veelal geen documenten wegens oorlog en/of bureaucratische wanorde in de herkomstlanden. Ook ambassades/consulaten en incheckbalies worden steeds meer opgezadeld met controle op en het tegenhouden van vluchtelingen. Het toe te voegen lid 3 van art. 6 Vw wil krachtens een AMvB categorie‰n van vervoerders en vreemdelingen aanwijzen, voor wie deze verplichtingen niet of ten dele gelden. Die bepaling impliceert dat er categorie‰n zijn voor wie bedoelde maatregelen bindend zijn. Willekeur, zogenaamde veilige landen en risicovluchten zijn hierdoor vrijelijk en op ieder gewenst moment te bepalen door de AMvB, zonder verdere controle van het parlement daarop. Dat zal zeker, gezien de verdere aanscherping van het restrictieve beleid, uitsluiting betekenen voor zeer grote aantallen potenti‰le vluchtelingen.

Divers
Een artikel waar ook opvallende wijzigingen in plaats vinden is artikel 15. Dit artikel gaat over op welke gronden Justitie een verzoek tot toelating kan afwijzen. In het voorgestelde art. 15c is sprake van: "...in redelijkheid geen enkel vermoeden kunnen wekken dat rechtsgrond voor toelating bestaat." Hier rijzen enkele cruciale vragen: - Wat wordt verstaan onder "in redelijkheid", om wiens redelijkheid gaat het hier? Hiervoor liggen geen garanties in het artikel besloten, bezwaar en/of beroep is in deze kategorie 'kennelijk ongegronden' niet meer mogelijk indien art. 29 Vw zal worden aangenomen. Dit artikel heeft immers tot gevolg dat die zogenaamde `redelijkheid' niet getoetst kan worden. Op de keper beschouwd hebben we het hier deels ook over de `redelijkheid' van de vervoersmaatschappij, daar deze eveneens een aanzienlijke taak toebedeeld krijgt. - Wat wordt exakt verstaan onder "geen enkel vermoeden kunnen wekken"; ook hier weer: wiens vermoeden? En: wij weten dat vrijwel nooit het voordeel van de twijfel wordt toegekend aan een vluchteling. In dat verband is dit dan ook een overbodig artikel dat slechts de schijn wekt als zou Justitie open staan voor `vermoedens die gewekt kunnen worden'.

Art. 15c heeft het verder over `een land van eerder verblijf'; steeds meer blijkt momenteel dat ook een land, waar men opgestapt is in het vliegtuig omdat bijvoorbeeld de luchthaven in land van herkomst gesloten is of onder embargo ligt, of een land waar men slechts op doorreis zich in de transit ophoudt, aangemerkt te worden als land van eerder verblijf (veelal een buurland). Dit gegeven strookt niet met de terminologie `verblijf' en aan de vluchteling biedt dit artikel absoluut geen garanties voor `duurzame bescherming'. Wordt de vluchteling met eventuele valse, of niet op hem betrekking hebbende documenten aangetroffen dan wordt de vluchteling wat betreft art. 15c a.h.w. afgestraft met niet-inwilliging van het asielverzoek wanneer hij in het verhoor volhoudt dat de papieren echt zijn. Wij herhalen dat vluchten vaak niet netjes gaat, niet netjes kan gaan. Veelal versnipperd men de documenten onderweg, dit is dan ook de enig overgebleven methode. Ook hier is de vraag of de vervoersmaatschappij al met een loep de documenten gaat bestuderen, uit eigen belang, om niet achteraf sancties over zich uitgesproken te horen wegens het tegen beter weten in een vervoeren van een vluchteling met oneigenlijke papieren. Kortom, weer die `grensverlegging' door Justitie en het afschuiven van verantwoordelijkheden i.v.m. Geneefse en andere Conventies omtrent vluchtelingenbeleid. Art. 15d dwingt een vluchteling wiens asielverzoek niet is ingewilligd uiterlijk binnen 4 weken na de bekendmaking van die beschikking het land te verlaten. Echter, het beroep bij de vreemdelingenkamer is eveneens aan die termijn van 4 weken (momenteel nog 6 weken) gebonden. Dit zal in de praktijk van restrictie gaan betekenen dat betrokkene voortijdig, voordat de uitspraak in beroep is gedaan, weggewerkt zal worden. Zeker als geen schorsende werking is verleend. Als men niet het land verlaat binnen die termijn, ontstaat automatisch de last tot uitzetting van rechtswege. Dat is vreemd, daar die last tot op heden ontstaat door een expliciete beslissing met de bijbehorende rechtsbescherming. Ook zou, middels art. 15d, een aanvrage die op gebrekkige wijze zou zijn ingediend, bv. doordat men niet hard genoeg geroepen heeft <169>Ik vraag asiel aan<170>, kunnen worden afgewezen. Hieraan dient men gelijk gevolg te geven door het land binnen vier weken te verlaten. Zo niet, dan volgt uitzetting. Dit is unfair, het ware beter dat het asielverzoek individueel getoetst werd, het kre‰ert zo een nieuwe extra grond voor niet-ontvankelijkheid.

Nieuwe status
De `Voorwaardelijke Vergunning tot Verblijf' (VVTV) is een nieuwe status voor asielzoekers (art.12a Vw). Dit is een uitvloeisel van het gevoerde gedoogdenbeleid. Het oorspronkelijke asielverzoek dient onherroepelijk buiten behandeling te worden gesteld wil men voor deze VVTV-status in aanmerking komen. De vraag is of dit een eerlijke zaak is?. Een vluchteling kan nu eenmaal geen totaal-overzicht hebben op het al dan niet verkrijgen van de vluchtelingenstatus. Hij/zij zou minder hechten aan afhandeling van de asielaanvrage met het risico van afwijzing, dan aan concreet de VVTV-status, die echter evenzeer risico's in zich draagt. Een beroepsgang tegen intrekking van de VVTV is er niet. Bij de VVTV blijft steeds de verwijderbaarheid boven het hoofd van de betrokkene hagen. Van werkelijke integratie kan dan ook geen sprake zijn. De herziening Vluchtelingennwet is niet alleen in strijd met de grondwet, maar ook met internationale verdragen. In het vluchtelingenverdrag van GenŠve bijvoorbeeld staat dat een vluchteling dezelfde behandeling dient te krijgen als ware het inwoners van het land waarnaar hij gevlucht is wat betreft rechtsbescherming. Voorts maakt dit verdrag ook melding van het feit dat een vluchteling niet gedwongen mag terug te keren naar een land waar hij gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging. De herziening is wat dit laatste betreft ook strijdig met het vluchtelingenverdrag omdat vluchtelingen die zich niet aan 17a hebben gehouden (15b) of valse documenten hebben overhandigd (15c) en op nog andere punten uitgezet kunnen worden. Verder is art.7a Vw in strijd met diverse artikelen van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (Art. 5 en Art. 14) onder andere omdat: 1) art.7a Vw onvoldoende toegankelijk is en onvoldoende precies geformuleerd. Juist omdat het om een zeer ingrijpende maatregel als vrijheidsberoving gaat, zou ondubbelzinnig uit het artikel moeten blijken op wie en wanneer het van toepassing is. 2) art.7a Vw resulteert in een aantoonbaar verschil in behandeling, waar geen objectieve rechtvaardigingsgrond voor te geven is. Ook van een redelijke proportionaliteit tussen doel en middelen is geen sprake. 3) in art.7a Vw zoveel waarborgen tegen willekeur ontbreken dat daarmee de weg naar willekeurige, en dus onrechtmatige detentie openligt. Bovendien ontbreken bepalingen omtrent doel, gronden en termijn van de detentie volledig. Verder is de herziening Vreemdelingenwet in strijd met de Algemene Wet Bestuursrecht, de Wet Gelijke Behandelingen en het Internationaal Verdrag Inzake Burgerrechten alle omdat er sprake is van discriminatie wat betreft rechtsbescherming.
zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish